1 februari 2017

Goede moed

Geschreven door Pieter Korbee

In Frankrijk wordt je een wens meegegeven op de wandeltocht: ‘Bon courage!’ Daarop kun je verder, het dorp weer uit. Verkwikt door de goede wens en vaak ook door koffie op een terras en wat brood van de bakker. De moed kun je verliezen als het tegen zit, wanneer het te warm wordt of te nat, wanneer je te moe wordt. Je doet er goed aan te

Werkman’s “De wandelaar” in complementaire kleuren

luisteren naar dat signaal. Het betekent dat je weer op krachten moet komen. Het heeft geen zin om door te gaan. Soms moet je echter wel door, omdat er geen schuilplaats is, omdat het brood op is. Dan kun je je vasthouden aan de gedachte: nog vijf kilometer, of: morgen is het weer anders. De volgende dag moet het dan wel beter gaan. Want anders loop je vast.

Ik heb me nooit gerealiseerd dat wereldgebeurtenissen zo van invloed konden zijn op mijn gemoed als de afgelopen weken. Ik begrijp best dat er mensen blij kunnen zijn met de verandering van wind in Amerika. Maar ik niet. Hoe paradoxaal het ook klinkt: ik begrijp die mensen niet. Daarmee zeg ik heel wat. Ook wat mijzelf betreft. Ik krijg werk te doen. Allereerst werk aan mijzelf. Ik zal een pas op de plaats moeten maken. Waardoor word ik zo uit het veld geslagen?

Zo moeilijk is dit niet te zeggen. Ik word er blij van als iemand mij goede moed toewenst bij de wandeling of meer algemeen mij het beste in het leven toewenst. Het is een zegening op mijn pad. Ik word er niet blij van als er een andere, harde en schrille toon klinkt. ‘Eigen volk eerst’ of varianten daarop. Hier wordt geen zegen uitgesproken. Maar iets heel anders. Er klinkt een vloek in door. Een vloek tegen degenen die niet tot dit eigen volk horen. Ik ervaar het ook als een vloek tegen wie liever met een goede wens op weg gaan. Tegen mij dus. Maar laat ik me dan niet te snel uit het veld slaan?  Want zo moet ik toch de vraag stellen? Laat ik het niet gebeuren? Hoe ook, ik moet me rust gunnen.

Dan lees ik de woorden van Vaclav Havel:

“Diep in ons dragen wij hoop.
Als dat niet het geval is, is er geen hoop.”

Ik herlees ze en herlees. Ik zal op deze woorden de komende tijd wel vaker terugkomen. Ik liet me uit het veld slaan. De schrik sloeg me om het hart. De komende tijd zal dit, ben ik bang, nog wel vaker gebeuren. Door de schrik raak ik het contact met deze woorden en met hun kracht kwijt. Ze vertellen van de diepe gevoelens van het hart en van de onderbuik. Zie hierbij om misverstand te voorkomen een eerder stukje van me. Het gaat om de gevoelens van hoop, warmte, erbarmen. Ook jegens hen die deze gevoelens niet meer kennen, die verhard zijn. Er is werk aan de winkel. Niet om verbeten de strijd aan te gaan. Maar om liefde te brengen waar haat is. Om je terug te trekken wanneer je merkt dat de harde taal vat op je krijgt, om de stilte in te gaan. Om je geloof te hervinden en daaruit te handelen.

Dit stukje heb ik geschreven om de voorjaarsserie 2017 in te leiden. Het is iets anders geworden dan mijn plan was. Het herinnert aan een oude overdenking van me. En toch gaat het om het hart van de lezingenserie: om veerkracht, ontvankelijkheid, om moed.

Gerelateerd