‘Mijn ziel maakt groot de Heer’, 4e adventszondag, 24 december 2017

Jesaja 35: 1 – 4a, 5 – 7
Lucas 1: 46 – 56
Matteüs 5: 1 – 10

 

Groot maakt mijn ziel de Heer,
mijn geest jubelt om God, mijn redder.
Hij heeft omgezien naar de armzalige staat van zijn dienares
en kijk, vanaf nu prijzen alle generaties mij gelukkig.

Dit is de lofzang van Maria. En zo kan ik doorgaan, en dan krijgt u precies hetzelfde te horen als zostraks bij de lezing van Lucas 1. En misschien moet dat wel. Jubelt en juicht. Daardoor maken wij de Eeuwige groot.

Het is een bijzondere uitdrukking ‘het groot maken van de Heer’. Vooral als je je realiseert dat ze impliceert dat je dan de Heer ook klein zou kunnen maken. Dit gebeurt hier natuurlijk niet. Want er zijn heel heugelijke zaken te melden. Maar er lijkt een verband te zijn tussen de gemoedsgesteldheid van een mens en zijn relatie tot God. Ook tussen zijn emotie en God zelf? Hoe meer opgetogen een mens is, des te groter God verschijnt. Het is spannend zo’n samenhang. Want hoe zou je je het omgekeerde moeten voorstellen? Het zou iets zijn als het verschrompelen van de wijze waarop God je verschijnt. Dat is iets waarop ik bijna niet durf door te gaan. Zou dit in ons vermogen liggen? Is het van mijn beleven afhankelijk waarop God aan mij verschijnt?

Er zijn nog wel andere plaatsen waar zoiets wordt gesuggereerd: God troont op de lofzangen van Israël (Ps. 22: 4). En als deze lofzangen nu eens niet meer worden gezongen? Ook kun je God zegenen (Ps 134). Maar wat dan als ik in de alledaagse wereld opga en niet juich of als ik in de put zit, is hij dan klein? Heb ik hem dan niet het meest nodig? Steun, nabijheid?

Maar Maria is opgetogen. Zij maakt de Heer groot. Zij zingt het Magnificat. God verschijnt daarin op grootse wijze. Hij verschijnt als de bevrijder.

Hij drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot hij van de troon, maar wie gering is geeft hij aanzien, wie honger heeft, overlaadt hij met gaven. Dat is nu precies het tegendeel wat ik net suggereerde. Hij is niet afhankelijk van mij. Integendeel, hij komt op voor wie zwak is en voor wie tekort komt. En wanneer dat gebeurt dan klinkt de stem van Maria, dan prijst ze de Heer de hemel in.

Bij die omkering kun je ook weer een heleboel vragen stellen. Dat moet ik maar niet doen. Er zijn zoveel vragen te stellen. Het is ook goed om gewoon maar te zingen, te zingen dat het kwaad niet aan het laatste eind trekt, te zingen dat hongerigen gevoed zullen worden. Het geeft je de kracht om je daarvoor in te zetten. En in het zingen maak je de Eeuwige weer groot. Hij verlaat je niet.

We hebben ook de zaligsprekingen gelezen. Daarin klinkt dezelfde stem door. Gelukkig wie nederig van hart zijn, gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden, gelukkig de zachtmoedigen, gelukkig de hongerigen. Daarvan zingt Maria. Daarmee maakt ze de Eeuwige groot.

Amen.