‘De wisseling van de tijden’, 12 juni 2016


Prediker 3: 1 – 13
Lucas 4: 14 – 22

Voor alles wat gebeurt is er een uur,
een tijd voor alles wat er is onder de hemel.

Prediker 3: 1

 

 

Gemeente,

We leven in de zomertijd. Eindelijk is het dan zomer geworden. Mensen zijn zich luchtig gaan kleden. Tenminste, wanneer het niet regent. Straks gaan mensen op vakantie. De kerkdiensten worden aangepast. In de stad zul je het merken en op de weg. Dan wordt het rustig. Alsof het leven vertraagd.

Voor velen betekent de zomer: een stapje terug doen. En ik weet wel, dit geldt niet voor iedereen. Niet iedereen kan weg. Er zijn mensen die het juist in de zomer heel druk krijgen. Er zijn ook mensen die vanwege het geld niet weg kunnen. Toch, wanneer we eindelijk de warmte aan het lijf meemaken merken we dat het de zinnen verzet. Vooral de eerste keer.

Steeds zijn er nieuwe verrassingen – of beter: oude verrassingen: de zomerbloemen, rozen die in bloei staan, de geur van bloesem, het fruit dat tot ontwikkeling komt.

Tijd, afwisseling van de seizoenen heeft grote betekenis voor ons. Verandering houdt ons wakker, alert, ze prikkelt en verrast ons.

Eén van de bijbelboeken gaat op dit thema van de tijd in, op de verandering van de tijden en ook op het steeds gelijkblijvende. Dit is het boek Prediker. Dan gaat het niet meer om een wisseling van de seizoenen, maar om de wisseling van de werkelijk grote thema’s in het mensenleven: ter wereld brengen – sterven; planten – rooien; doden – helen; afbreken – opbouwen. De afwisseling van het positieve, het goede en dat wat in onze ogen kwaad is. Voor beide is er tijd onder de hemel.

U voelt wel, het gaat hier niet om een beschouwing over wat tijd is. Het gaat om de grote tegenstrevende krachten in het mensenleven. Er is een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten. Aan beide wordt ruimte gegund. Beide krijgen hun plaats onder de hemel. Dat is niet altijd gemakkelijk. In ieder geval vind ik dit geen gemakkelijke boodschap. Want ik ben toch geneigd te kiezen voor het goede; en ik zou me willen teweerstellen tegen de boze machten.

Prediker is geen idealist. Hij zegt alle vormen van wijsheid te hebben onderzocht. Hij wilde alles wat er onder de hemel is doorgronden. Wat levert het hem op? Hij beschouwt het als een trieste bezigheid, als een kwelling ons door God opgelegd. Zijn boodschap is zo donker getint dat het mij ook een beetje op de lachspieren werkt. Hij doet me denken aan een zwartgallige cabaretier, die daardoor gelach weet op te roepen.

Hij is geen idealist. Maar hoe zouden we hem wel kunnen zien? Wat zou hij mij te zeggen hebben, ik die het zo heerlijk vind om van het warme weer te genieten?

Hij zou mij, denk ik, op een paar dingen willen wijzen.

Jij – zou hij zeggen – jij kunt mij misschien geen idealist vinden, maar vergeet jij niet dat het leven schaduwzijden kent waar ik jou niet over hoor? Er zijn goede jaren in het leven, maar ook magere. Zware tijden zijn er net zo goed als mooie jaren. Kijk eens naar je eigen leven. Ik begrijp best dat je met de mooie kanten ervan naar voren wilt komen, maar zijn er ook geen duistere zijden waar je niet goed uitkomt, waarin je vastloopt?

Ja, natuurlijk zou ik antwoorden, natuurlijk, maar ik zou ze toch als een uitdaging beschouwen, want ik geloof dat een mens wezenlijk de kracht heeft om zijn problemen te overwinnen.

Ik geloof dat ik het woordje uitdaging beter niet had kunnen gebruiken. Het roept de spotlust van de prediker op. Uitdaging roept hij uit, uitdaging? Zou jij niet eerst eens daarbij kunnen stilstaan dat er in jouw leven doodlopende wegen zijn in plaats van direct voort te hollen? Wat betekenen die voor je? Alleen maar erkennen dat ze er zijn, is me voldoende; erkennen dat er een tijd is om te huilen, een tijd om te verkillen, om af te weren. Als jij daaruit onmiddellijk een uitdaging destilleert dan kom je er niet aan toe om stil te staan bij het huilen, het verkillen en het haten.

Maar ik wil helemaal niet haten! roep ik uit. Nee, zegt hij, dat is het probleem van idealisten. Ze willen het niet. Jij wilt het niet, ik geloof je, maar als je eens diep in je hart kijkt, wat zie je dan? Erken toch eens wat er in je leeft. Kijk daar eens naar.

De prediker laat me in verwarring achter.

Misschien kunt u door dit gesprekje aanvoelen wat de prediker bedoelt, misschien, want ik probeer ook maar iets van zijn gedachtewereld over te brengen. Bedoelt hij dat of toch ook nog iets anders?

Slaat de gedachtewereld van de prediker niet ieder betrokkenheid; ieder werkelijk voor andere mensen opkomen dood?

Dat hoeft niet.

Er is iemand die mij aan de prediker doet denken. Ze heet Katharina Simon. Ze heeft nooit geleefd. Ze is een figuur uit het televisie-epos, Heimat [van Edgar Reitz]. Op dit moment wordt er in bioscopen een remake vertoond. In dit epos wordt de Duitse geschiedenis tussen 1917 en 1980 verteld. Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van bewoners uit een dorpje op de Hunsrück. Katharina, de vrouw van de dorpssmid, is één van hen; een markante persoonlijkheid; ze neemt geen blad voor de mond. Zo is haar karakter. Ook in de Hitlertijd – wanneer velen naar de nieuwe machthebbers overgaan, ook haar eigen kinderen – steekt ze haar mening niet onder stoelen of banken. Ze zegt haar kleinzoon dat hij niet zo’n raar uniform moet aantrekken. Ze dreigt haar neef met een pak op de broek vanwege zijn dweperijen met het regiem. Komt ze iemand tegen, een dwangarbeider, die honger heeft, zij geeft hem te eten. Ze neemt haar nichtje mee naar huis omdat haar ouders, socialisten, in de knel komen te zitten. Ze heeft het hart op de goede plek. Heel intuïtief en vanzelfsprekend weet ze haar houding te bepalen in de kwade tijden.

En dan aan het eind van haar leven als de oorlog voorbij is en de economie opnieuw in de steigers wordt gezet leest ze op de keukenstoel de krant. Ze geeft haar commentaar. Ze leest dat er een nieuwe munt wordt ingevoerd, dat er nieuwe tijden zullen aanbreken.

Het wekt haar spotlust op. Nieuwe tijden?  Hoeveel nieuwe tijden hebben wij al niet gekend? Dan somt ze de gebeurtenissen van haar leven op. De installatie en de val van het keizerrijk, het uitroepen van de Weimarrepubliek, het begin van het derde rijk, de aanleg van de grote doorgaande wegen. Steeds weer werd gezegd dat er nieuwe tijden aan zouden breken. En weet je, zegt ze, wat er gebeurt als er een nieuwe tijd aanbreekt? De mensen gaan kopen en kopen, als het moet op afbetaling. Ze gaan leven op de pof! Dat is de nieuwe tijd. Verontwaardigd stapt Katharina op uit haar stoel en beent de keuken uit.

Ze heeft veel geleerd in haar leven. Ze heeft de mensen leren kennen. Ze wordt er net als de prediker niet vrolijk van. Maar ze is ook iemand met het hart op de goede plaats. De tijden doorzien sluit niet uit, dat er op het juiste moment de goede dingen gedaan kunnen worden.

Is er in onze tijd niet ook zoiets aan de hand?

Laten we nog eens terugkeren naar het lied van de prediker. In de nieuwe bijbelvertaling is dit stuk als poëzie afgedrukt. Het is een lied waarvan we de melodie niet kennen, maar waarvan we wel het ritme van de zinnen, de cadans van de tekst kunnen aanvoelen.

Voor alles wat gebeurt is er een uur,

een tijd voor alles wat er is onder de hemel.

Er is een tijd om te baren

en een tijd om te sterven,

een tijd om te planten

en een tijd om te rooien.

Het positieve wordt afgewisseld met het negatieve, het goede met het kwade. Spreekt hier niet een levensvisie en wereldvisie, een mensvisie ook van de eindeloze afwisseling van goed en kwaad; en zouden we die visie wel willen aanvaarden? Is dit niet ironisch, cynisch misschien?

Daarom de vraag, wat doet deze tekst eigenlijk met je? Maakt ze je opstandig, voel je meer berusting; maakt het verdrietig? Ook dat kan: verdriet om de wereld waar het zo toegaat? Of wend je je af? Omdat je liever naar iets anders luistert. Ook dat kan.

Een tekst, we beseffen het zo weinig, roept in mensen heel verschillende reacties op.

Wat doet de afwisseling met mij, de afwisseling van goed en kwaad, de gedachte dat er voor alles een tijd is onder de hemel?

Er wordt een drama ontvouwt van opbouw en afbraak, van vernieling en van herstel. Door de cadans van het lied zie ik dit drama aan mij voorbij trekken. Ik hoef niet onmiddellijk partij te kiezen. Dat komt nog wel, maar nu nog niet. Laat ik eerst die woorden maar tot me nemen. Zo gaat het kennelijk toe in de wereld. Het lied schildert de onherroepelijke afwisseling, maar daardoor schept het lied ook afstand tussen mij en dat zich steeds herhalende proces. Ik mag er naar kijken. Ik hoef daar zelf even geen deel van uit te maken.

Dat is iets anders dan het ontwikkelen van een cynische blik. Het kan net zo goed een blik van mededogen zijn, Jezus wenend over Jeruzalem. Dat is aanvaarden dat er goed is in de wereld en kwaad; dat God zijn zon doet opgaan over bozen en goeden (Mt.5: 45).

En dan volgt de vraag, waar sta ik? Wie ben ik zijn in dit proces? Ben ik als Katharina, die haar eigen weg gaat, die een eenvoudig normbesef kent? Eenvoudig helpen waar dat nodig is en verder niets? Of toch weer anders?

Het lied nodigt uit afstand te nemen van alle specifieke tijden, van het goede en het kwade; daardoor kun je je zelfstandigheid, je eigenheid bewaren, misschien wel ontwikkelen. Je bent geen slachtoffer van het kwade lot; je hoeft je ook niet helemaal te identificeren met al het goeds wat je ten deel valt. Je mag je eigen positie innemen, je verantwoordelijkheid ook.

En dan helemaal op het eind van die tegenstellingen gebeurt er iets opmerkelijks. Dat gebeurt overigens meerdere malen in dit lied. De volgorde van het positieve en het negatieve keert om. En het eindigt:

Er is een tijd voor oorlog

en er is een tijd voor vrede.

Het eindigt met de vrede. Is dit bewust gedaan? Ik weet het niet. Ik hecht er wel waarde aan. Er is een tijd voor vrede. Gelukkig dacht ik nog. De idealist in me kon het niet laten.

U ziet dat ik het lied als een vorm van meditatie neem. Het creëert rust en stilte. Daarmee nodigt het ons uit om afstand te nemen en om zo bij jezelf te rade te gaan en om daardoor een nieuwe tijd te scheppen.

Er is kennelijk nog iets anders dan alleen de afwisseling van de tijden. De volgorde kan omgekeerd worden. Je kunt in de afwisseling van de tijden een eigen weg gaan, zoals Katharina Simon.

Waarop berust dat?

Ik heb dat stukje gelezen uit het Lucasevangelie. Soms klinkt er in onze geschiedenis iets door van een heel nieuwe tijd. Daarin klinkt een belofte: om aan armen een goed bericht te brengen, aan gevangen vrijlating, aan blinden het heldere zicht.

Dit is zaad dat wacht tot het kan ontkiemen. dat wacht op warmte en op voldoende vochtigheid. Soms raakt het onderge­sneeuwd en vergeten. Maar het gaat niet verloren. Wij mogen reageren op het lied van de prediker in stilte, in beschouwing. We zien de afwisseling van de tijden voor ons. Zo keren in wij tot onszelf. Daarbij kunnen we ons de woorden van de profeet herinneren. En ik ben idealist genoeg om te zeggen, dat op deze wijze de woorden van de profeet Jesaja een kans krijgen en in vervulling kunnen gaan. In de wisseling van de tijden klinkt dit door, de hoop, de motor van nieuw leven. Daardoor worden wij als herboren mensen.

Steeds weer, steeds opnieuw.

En ondertussen mogen wij ook genieten van de warmte, van het leven Want ook dat is een geschenk van God, zoals de prediker zegt (Pred. 3: 13).

Amen.