‘Waarom gaat het? Gerechtigheid – liefde’, 21 oktober 2018

Genesis 18: 17, 20 – 33
Marcus 9: 1 – 10a

Gerechtigheid – liefde
Waarom gaat het?

Een opmerking uit een kringgesprek. Waarom gaat het?Gaat het in het leven, in de kerk om gerechtigheid of om liefde? Waarop ligt de nadruk. Steeds maar wordt het accent op de liefde gelegd. Daar word je soms akelig van.

Dit gevoelen kan nog veel sterker worden uitgedrukt. We kennen allemaal wel de uitdrukking: iets met de mantel der liefde bedekken. Daaronder kunnen vreselijke dingen vallen – het misbruikschandaal dat in de kerk speelt. We beseffen dan heel goed: deze uitdrukking doet de liefde geen recht. Bij het toedekken van onrecht – welk onrecht ook – is er geen liefde in het spel. Het woord wordt gebruikt om iets uit het zicht te houden, om iemands gezicht, positie te redden.

Zo’n houding geeft liefde haar slechte naam. Tegen liefde die geen liefde is past alleen maar gerechtigheid. Opheldering, maatregelen.

Ik ben groot geworden in een tijd dat veel nadruk  werd gelegd op gerechtigheid. Een andere tijd dan de onze. Gerechtigheid is één van de kernbegrippen van de bevrijdingstheologie. Als grote voorvechters ervan werden de profeten uit de Hebreeuwse bijbel gezien. Amos, Elia, Micha. Ik heb overwogen één van hun verhalen in deze dienst te lezen. Twee daarvan stonden mij voor ogen. Deze verhalen stammen uit de twee kleine koninkrijkjes die Israël ooit rijk was. De verhalen lijken op elkaar. In beide treedt de profeet op tegen het misbruik van macht, in dit geval dat van de koning. Maar het hoeft natuurlijk niet om een koning te gaan. Het kan gaan om iedere organisatie, een vereniging, een kerk. Het kan bedrijven en ook democratisch gekozen instellingen betreffen. Al wat of al wie macht heeft kan daarvan misbruik maken. Vaak is het niet zo helder, soms zo klaar als een klontje.

Deze profeten riepen de koning op tot verantwoording bij onrecht. Zij kwamen met een oordeel en bestraffing van de daden van de koning. In de twee koninkrijkjes speelde een soortgelijke situatie. In het noordelijke van de twee trad Elia op tegen koning Achab. Deze koning had zich het land toegeëigend dat hij van een boer wilde hebben. In het zuidelijke rijk trad een andere profeet op: Nathan. Hij treedt tegen koning David op. Deze heeft met list en moord de vrouw van een ander tot zich genomen. In beide gevallen moet gerechtigheid gedaan worden. Twee aspecten spelen erbij een rol: wat er speelt moet op tafel komen, het moet gezegd worden wat er is gebeurd. Het moet de koning in het gezicht gezegd worden. Zo doet de profeet. Hij treedt op in naam van de Eeuwige. Hij weet zich geroepen. Tegelijkertijd vergt het een enorme hoeveelheid moed. De tegenreactie is meestal niet misselijk. Vandaag de dag is het niet anders. Denk aan het lot van klokkenluiders. Er is een tweede aspect: wat er speelt moet gezegd worden én het misbruik kan niet zonder gevolgen blijven. Op welke manier ook, er moet een straf komen. Wat de twee profeten aankondigen is niet gering. Gerechtigheid wordt dan tot een straf die volgt op de misdaad. Wat hier geen rol speelt is een aspect dat de toegebrachte schade vergoed moet worden. Maar het schrijnende is dat dit lang niet altijd kan. Je kunt het leven van vermoorde mensen niet terugbrengen. De echtgenoot van de vrouw die David heeft laten doden komt niet terug. En toch moeten de slachtoffers en de nabestaanden verder. Het openbaar maken en de bestraffing is dan een genoegdoening. Die is altijd onvolkomen.

Maar daarmee hebben we wel te pakken wat gerechtigheid is. Het is het recht zetten wat krom is.

Maar ook gerechtigheid kan ontaarden, net als liefde. De geschiedenis geeft voorbeelden te over. Dan gaat wraakzucht heersen. De rollen tussen slachtoffer en dader worden omgekeerd. De roep om gerechtigheid loopt uit op nieuw onrecht. Beide, liefde en gerechtigheid kennen hun schaduwkanten. Dan is de liefde geen liefde meer en gerechtigheid geen gerechtigheid. In het kort kun je zeggen: liefde kan niet zonder gerechtigheid, maar gerechtigheid niet zonder liefde.

We hebben twee bijbelstukjes gelezen die deze kant opgaan. Zo probeer ik iets verder te komen. Het zou ook heel anders kunnen. Maar zo probeer ik het. Wat deze stukjes met elkaar gemeen hebben is het gesprek.

Laten we eerst naar het verhaal van Genesis gaan. Het is een episode uit een veel langer verhaal. Het gaat om het verhaal van twee beruchte steden, Sodom en Gomorra. Of de steden echt bestaan hebben weten we niet eens zeker. Mogelijk leefden de namen ervan voort in de herinnering van de verhalenvertellers, omdat er ooit ruïnes zichtbaar waren geweest. Verwoeste steden. Die verwoesting moest een reden hebben. Daarom worden de verhalen verteld. Van Sodom en Gomorra was dit wel bekend. De zonden van deze steden waren ongehoord groot (Gen. 18: 20, 19:13).  En dan gaat het verhaal. Abraham heeft bezoek gekregen van drie vreemdelingen. Eén daarvan blijkt God te zijn, de andere twee zijn engelen van hem, boodschappers. In verhalen is veel mogelijk. De Eeuwige gaat uit op onderzoek naar de twee steden. Abraham begeleidt hem. De twee engelen worden erop afgestuurd. Deze stuiten op vreemdelingenhaat, ongastvrijheid, agressiviteit en seksueel geweld. Lees maar onze eigen tijd. De Eeuwige heeft het plan om schoon schip te maken. Abraham voert dan een pleidooi voor de inwoners. Niet iedereen is immers slecht. Ik geef toe, het is een wat onderdanig gesprek  als van een mindere met een meerdere. Maar hij durft het tenminste. Nu is het niet meer de profeet die moed heeft de waarheid te zeggen, maar is het Abraham die de grenzen opzoekt van wat gerechtigheid is. Zijn eerste bod is: stel je voor dat er nog vijftig rechtvaardigen wonen in die steden, zou u ze dan verwoesten? En langzaam telt hij af. Maar heeft hij moed genoeg?  Abraham blijft bij tien steken. Dan beëindigt de Eeuwige het gesprek. Had hij niet nog even moeten doorpakken? Had hij niet moeten vragen: als het er maar vijf zijn? Als het er maar één is? Zou de stad niet moeten worden gespaard omwille van die ene? Wat is gerechtigheid? En veronderstel eens dat de Eeuwige was meegegaan met deze niet gestelde vragen. Oké, vanwege de ene rechtvaardige zal ik de stad niet verwoesten. Had Abraham dan niet nog één laatste vraag moeten stellen?  Moet de stad wel verwoest worden? Dwalen deze mensen niet verschrikkelijk, zijn ze niet als mensen die het verschil tussen links en rechts niet kennen en denk eens aan al die dieren? (vgl. Jona 4: 11).

Zo zou Abraham zijn pleidooi kunnen voortzetten. Hij durft in ieder geval tot tien te gaan. Hij gaat het gesprek aan. Hij stelt de ijzeren consequenties van het rechtvaardigheidsprincipe ter discussie. En – al wordt het niet gezegd – hij krijgt te horen dat er ergens een grens moet worden getrokken. Het is een bekend argument.

Maar liefde, is hier sprake van liefde? Onderhuids misschien, mededogen. Uiteindelijk gaat het om mensen die het verschil tussen links en rechts niet kennen, die dwalen, die geen inzicht bezitten. Moet hun het leven onmogelijk worden gemaakt? Wat is gerechtigheid? Denk weer aan onze eigen tijd. Aan oorlogvoering en de redenen ervan. Als jullie je verzetten zal je stad worden verwoest. Het gaat vandaag om Jemen. Het ging om Vietnam, om Rotterdam, Warschau. Is er ooit een rechtvaardigingsgrond om schuldige en onschuldige burgers te doden? Abraham doet zijn best. Hij gaat zover hij denkt te kunnen gaan.

In dit verhaal is het gesprek heel uitgesponnen. In de tweede bijbellezing wordt het gesprek maar heel even genoemd. Het is het Marcusevangelie. Regelmatig trekt Jezus zich terug, de eenzaamheid in, een berg op. Hij trekt zich terug om te bidden. Wat wordt niet verteld. Ja, toch één keer wel. Dan neemt hij drie leerlingen mee de berg op. Dan zien ze als het ware het gebed. Ze zien een visioen waarin Mozes, Elia en Jezus elkaar ontmoeten, waar de hemel zich uitstrekt naar de aarde. Deze drie staan in een hemels licht.  En heel kort staat het daar: Elia… en Mozes… spraken met Jezus. Meer niet. En wie zijn zij dan die in gesprek zijn? Elia is de profeet, de mens die opkomt voor gerechtigheid, Mozes is de wetgever die ordening geeft aan de samenleving en Jezus, waarvoor staat Jezus?

Laten we maar zeggen hij staat voor het gebod van de liefde, een gebod dat nooit een gebod kan zijn. Liefde laat zich niet laat afdwingen, doet de ander geen kwaad. Deze drie gaan in gesprek. Ze stellen zich niet tegenover elkaar op, maar zij nemen wel een eigen positie in met een eigen gezichtspunt. Het is niet een of… of… kwestie. Ik kan nu een heleboel verzinnen waarover het gesprek gaat. Dat moet ik niet doen. De wetgever, de man van de gerechtigheid en de man van de liefde onderhouden zich met elkaar. Voor dit gesprek hebben ze elkaar nodig. Ze heersen niet over elkaar. Zij staan in een hemels licht. Het wordt een ander gesprek dan dat van Abraham.

En na het visioen valt het doek en klinkt er een stem. ‘Dit is mijn zoon, de geliefde.’ Even dan toch de liefde. ‘Luister naar hem.’

Dan moeten zij het weer doen zonder het visioen. Terug op aarde.  Naar beneden. Daar waar wij leven. Zij nemen het voorbeeld mee van het gesprek. Wij mogen dit voorbeeld overnemen.

Amen