“Waar ik me thuis voel”, startzondag, 8 september 2019

 

Bij de tekeningen van Frans van Hoeken
op de drempel van een nieuw jaarseizoen.

Johannes 4: 1 – 10, 19 – 21, 23 – 24
“Waar ik mij thuis voel”

Gemeente,

Het is wonderlijk om na de inleiding van Frans van Hoeken dit verhaal uit het Johannesevangelie te lezen. De tekeningen en aquarellen van Frans zijn zo concreet en figuratief. De ontmoeting van Jezus met een vrouw uit het Samaritaanse land bij een waterbron ook. Echter het Bijbelverhaal begint wel heel concreet, maar het loopt uit op iets heel abstracts en vluchtigs, het aanbidden van God in Geest en waarheid. Wat hebben deze twee onderwerpen met elkaar van doen?

Nu, ik zal een poging doen dit te vertellen.

Allereerst een verontschuldiging.  Frans, je naam wordt nu wel heel vaak genoemd. Jij bent er de mens niet naar – zo schat ik in – om zo in het middelpunt te staan. Dat moet nu maar even.

De aquarellen van Frans zijn heel concreet. Heel vaak worden gebouwen getekend en gevels. Niet alleen gebouwen, maar toch heel veel.
Echter in deze aquarellen gaat het niet alleen om de buitenkant. En dan bedoel ik niet dat steeds vaker ook het interieur van de gebouwen getekend wordt, die van de Grote Kerk of van de Laakkerk en hier van de Remonstrantse kerk. Want ook al wordt alleen de buitenkant van een gebouw getekend, er breekt iets anders doorheen, de schoonheid ervan, de ouderdom. Je ziet de leeftijd er aan af en de geleefdheid. In de tekeningen en de aquarellen spreekt meer dan een feitelijk plaatje. In het beeld wordt iets verbeeld dat niet zo gemakkelijk te verwoorden is. De techniek van de aquarel brengt dit teweeg. Die heel concrete voorwerpen, huizen en gebouwen zijn in een fijne waas gehuld, in een sfeer van het geheim, geheimzinnige. Daardoor intrigeren deze beelden de toeschouwer. Hij kan niet alles scherp krijgen. Hij krijgt er de vinger niet zomaar achter. Er is meer te zien dan hij te zien krijgt. We kennen dit beeld van de apostel Paulus, we zien als in een wazige spiegel.

Zoiets gebeurt ook in het verhaal van Jezus bij de waterbron. De sfeer van het geheimzinnige wordt in het verhaal wel op een andere manier opgeroepen.  Het beeld is scherper, maar het is gelaagd. Het begint heel concreet met de man aan de bron en de opkomst van de vrouw. Het begint ook met heel menselijke, dagelijkse behoeften, de behoefte aan water. ‘Ik heb dorst’. En daar doorheen schemert een andere behoefte , die van ‘levend water’. Zo subtiel als in jouw tekeningen is Johannes niet. Het geheim van dat levende water wordt in de woorden van Jezus tamelijk abrupt op tafel gelegd.

De Samaritaanse vrouw spreekt haar verwondering uit over de ontmoeting en over dat levende water. Het maakt haar ook nieuwsgierig, water waarvan je nooit meer dorst krijgt. Zo geheel anders dan onze drankjes in blik waarvan je alleen maar meer dorst krijgt. Dat levende water wordt zelf tot een waterbron. Maar wat is dat? Nu worden ook de beelden van Johannes weinig concreet. Je moet naar de betekenis raden.

Gaande het gesprek – waarin ook haar persoonlijke leven nog aan de orde komt – raakt de vrouw onder de indruk van de bijzondere man die daar zit. Dan stelt ze opnieuw het verschil van hen beide aan de orde. Zij een Samaritaanse en hij een Jood. Eigenlijk zijn zij toch in het diepst van hun ziel op heel verschillende zaken georiënteerd? De Joden zijn op Jeruzalem gericht, haar volk aanbidt God op een heel andere plaats. De naam wordt hier niet genoemd, het is de berg Gerizim. Daar voelt zij zich thuis. En dan antwoordt Jezus dat het niet op deze verschillen aankomt. De verschillen zijn er, vanzelfsprekend. Hij zal ook zeggen – iets wat ik niet heb gelezen – dat de redding van de Joden komt. Maar dat is niet waarom het gaat. Dat is mogelijk iets van het verleden, van de oorsprong. Nu gaat het om de komende tijd, waar je naartoe leeft en die tijd is nu al. De komende tijd overstijgt de verschillen. Het is niet meer de plaats die beslissend is voor de aanbidding van God. Want God is geest. En we weten van Johannes: de geest waait waarheen hij wil (3: 8). De plaats is niet meer belangrijk. Het gaat om de geest en de waarheid. Je aanbidt God in Geest en waarheid.

Als je zulke woorden gebruikt dan ben je natuurlijk wel ver van het concrete. Nu spint Johannes een fijne waas over het verhaal. Wat bedoel je dan eigenlijk? Je ontstijgt in ieder geval het benarde, het enge: het hier-is-het, zo moet het gebeuren. Je laat de verschillen los, de verschillen tussen de Jood en de Samaritaanse, tussen de vereringsplaats in Jeruzalem en op de Gerizim. Je richt je op een andere identiteit, een ander thuis; beter, je ontvangt een andere identiteit; je wordt wedergeboren – zo zegt Johannes het (3: 3vv); je wordt geboren uit de Geest.

Heeft de Samaritaanse het begrepen? Kan ik het begrijpen? Er hoeft maar iets te gebeuren en ik zit zo weer in mijn oude identiteit. Zoveel zelfkennis heb ik wel in de loop der tijd verkregen. Of zij het begrijpt? Het maakt de Samaritaanse wel nieuwsgierig. Water waarvan je geen dorst meer krijgt, water dat tot een bron in jezelf wordt en dat je leven geeft, eeuwig leven. Misschien val je daardoor wat minder snel terug in je oude identiteit. Je hebt die bron meegekregen, je draagt hem mee, in je zelf.

Maar wat is dat nu is, het leven uit de Geest?

Het is net als met de aquarellen van Frans, je ziet een plaatje van een gevel, van een muur en tegelijkertijd zie je meer, zie je de ouderdom, zie je de schoonheid, de bouwstijl, de Jugendstil, zie je het verval en het herstel en je ziet het respect waarmee het gezien wordt. Je ontstijgt het platte, grijpbare. Door de tekeningen schemert iets heen. En als ik dit teveel ga benoemen dan zeg ik te veel. Dan doe ik onrecht aan het geheim waarop de tekeningen hinten en waaruit zij zijn geboren.

Maar nog wel één ding. Frans van Hoeken tekent de godshuizen van de binnenstad van Alkmaar: de Laatkerk, de Grote kerk, de Synagoge, de Dominicuskerk die er niet meer is, de oude Gereformeerde kerk, de Lutherse kerk aan de Oude Gracht. Hij laat de schoonheid ervan zien en tegelijkertijd het heel concrete, zij zijn gebouwen van hout en steen. En tegelijkertijd laat hij daardoor zien dat het niet om één van deze huizen  gaat. Al deze godshuizen verschijnen in een licht dat eigenlijk niet te benoemen is, een nieuwe identiteit, een nieuw thuis. Dit is wat Johannes de Geest noemt.

Ik hoop dat we vanuit dat licht het komende jaar hier weer samenkomen en de schouders zetten onder het werk.

Amen