‘Veranderende bouwwerken’, Herinneringsdienst voor de overledenen, 22 november 2015

Psalm 118: 19 – 25
Marcus 13: 1 – 2; 12: 10 – 11

Gemeente,

Soms kun je in de kerk zitten en klinken er woorden of worden er liederen gezongen die niet bij je beleving aansluiten. In zo’n geval kunnen je wenkbrauwen gaan fronsen, of je uit een diepe zucht, of als het erger is kunnen je tenen gaan krommen. Het zijn reacties van een kerkganger die afstand voelt. Het liefst zou hij / zij zich misschien willen laten meenemen door de woorden, op de stroom van de liederen en de muziek, maar dit gebeurt dan niet. Innerlijk schuurt het.

Maar kan het anders? Zijn niet alle liederen en teksten gedateerd? En komen zij niet alle uit een bepaalde geloofstraditie?

Bedenk dat er op zo’n moment van ergernis ook iets van belang speelt. Je voelt aan: zo niet, zo niet meer, maar daarachter ligt een gewichtiger vraag: hoe dan wel? Eigenlijk sta je op een grens van oud en nieuw. Het nieuwe is er nog niet. Maar je voelt het wel aan.

Vaak hebben gemeenteleden die we op deze dag gedenken, als zij een hoge leeftijd hebben bereikt, andere liederen leren kennen dan die wij nu zingen. Andere Bijbelvertalingen waren hun vertrouwd. Wij kunnen ze niet gemakkelijk meer meezingen. Zij hebben overgangen meegemaakt in de tijd. Wat hun vroeger vertrouwd was, is er niet meer.

Het heeft iets te maken met die prachtige gebouwen waarvan zojuist gelezen is. Je weet dat daarvan geen steen op de andere zal blijven staan. Het gaat om het besef van tijdelijkheid, van afscheid, nog voor er afscheid van genomen wordt. Het geldt voor prachtige gebouwen, maar ook voor liederen, voor gebeden. Onderhuids is iets nieuws aan het groeien, iets nieuws dat antwoord geeft op die vraag: hoe wil, hoe kan ik uitdrukking geven aan het gevoelen waarom ik hier ben, aan het geloof?

Het is wonderlijk, maar er zijn ook momenten waarop een oude tekst er minder toedoet. Dat we hem op de koop toenemen, of dat er fragmenten in zijn die ons weer aanspreken, vaak geïnspireerd door muziek. De Mattheüspassion is een voorbeeld. Van een heleboel aria’s eruit moeten we de tekst eigenlijk maar niet lezen. Toch kan de muziek  ervan voor ons iets wezenlijks betekenen. De muziek maakt het mogelijk dat enkele woorden je toch treffen. Erbarme dich’, ‘ruhe sanft’. Wat is dit? Enkele woorden brengen je met de muziek in een andere staat.

Een ander voorbeeld is de requiemmis. Deze hoort bij de zondag van vandaag. Bij deze requiemmis is vaak prachtige muziek geschreven. Zoals die van Verdi. Imposante muziek. Het Dies Irae van deze mis is indrukwekkende, imposante muziek geworden bij een huiveringwekkende tekst. Een tekst die wij ons niet meer eigen kunnen maken. Een tekst die spreekt van angst voor de komst van de rechter die de mensen zal oordelen. Dit zijn niet meer onze woorden. De tekst spreekt van smeekbeden en van hoop dat het toch allemaal maar goed mag komen. De muziek brengt dit tot uitdrukking. Deze muziek blijven we beluisteren. Daarvan gaat aantrekkingskracht uit.  Maar de tekst is passé. Wonderlijk is dat. Wat is dat, dat we nog wel de muziek willen ondergaan, zelfs het geweld dat daarin tot uitdrukking wordt gebracht, maar de woorden ervan niet meer? Terwijl zulke worden toch zijn voortkomen uit een heel oprecht beleven. Dit Dies Irae – een dag van toorn – is geschreven door één van de eerste leerlingen van Franciscus van Assisi, Thomas van Celano.

Het zal toen wel dagelijkse realiteit geweest zijn, die angst. De impact van zo’n tekst blijft nawerken over honderden jaren en heeft nog moderne componisten geïnspireerd tot het schrijven van muziek.

Heeft dit nu met geloof te maken? Voor ons niet. Wel hebben in het verleden, mensen zoals deze Thomas zulke gevoelens in verband brachten met hun geloof. Zij brachten hun gevoelens en hun geloof bij elkaar.

Misschien ligt daarin wel de sleutel om dit complex van het steeds veranderende geloof te begrijpen: dat daarin het gevoel van mensen wordt uitgedrukt. En zo kan het gebeuren dat we het later echt niet meer kunnen meemaken.  De teksten van de middeleeuwse mis en de teksten die Bach gebruikt. Alleen de muziek heeft nog zeggingskracht.

Dan gebeurt er nog iets merkwaardigs. Die imponerende muziek van Verdi, die het laatste oordeel aankondigt, daarvan word ik eigenlijk helemaal niet zo angstig. Integendeel. Ik leef eerder mee met de muziek, met het machtige ervan, alsof ik aan de kant sta van de rechter die het oordeel brengt. Zo werkt die muziek in mij. Natuurlijk zijn er andere componisten die de andere kant nog kunnen beklemtonen. Die van de angst.

Want helemaal kwijt zijn we deze angst niet. Je merkt het in dagen dat het geweld dichtbij komt. Maar onze reactie is dàn toch eerder om je met de macht te identificeren, nu met de macht van de overheid. Die vertrouw je, daarvoor ben je niet bang. En we hebben al helemaal niet meer de behoefte om God hierbij te betrekken, integendeel.

Misschien is dat een reden om alleen nog maar de muziek te willen horen. Geen huiveringwekkende teksten meer. En al helemaal niet in verband met God gebrach

En hoe ga we dan om met zo’n boodschap als in dit hoofdstuk uit het Markusevangelie? Anders.

Een mooi voorbeeld vinden we in het nieuwe Liedboek. In dit Liedboek is ‘Een ander Dies Irae’ opgenomen (lied 775). De huiveringwekkende tekst was nog opgenomen in het oude liedboek (278). Dit kon niet meer. Er is een nieuw lied gemaakt. Niet meer wordt er gesproken van een dag der wrake, maar van een dag van eindeloos erbarmen en van gerechtigheid aan armen. Een dag van glorie voor verdrukten, een dag van vinden van diegenen die door grof geweld verdwenen, een dag van brood en herverdelen. Een dag van zon, een dag van vrede, alle droefheid is verleden. Toch weer woorden, maar heel anders. Niet meer woede, maar bevrijding.

En dan zien we, dat de omkering, waarbij er van prachtige gebouwen geen steen op de andere is blijven staan, ook geldt voor zulke imponerende teksten. Ook zij blijven niet altijd bestaan, er breekt iets anders aan.

Dan wordt er iets nieuws gecomponeerd – met in het achterhoofd die oude teksten. Dat gebeurde natuurlijk ook met de ruïnes van die prachtige gebouwen.  Op een goed moment komt er iemand die ziet in die ruïnes materiaal om iets nieuws, iets moois en groots te bouwen. Zo is het eeuwenlang gegaan met oude gebouwen. Het omver halen ervan vond plaats met strijd en verdriet, verlies. En tegelijkertijd gaf het op den duur ook weer een mogelijkheid om een nieuwe start te maken.

Voor deze dienst heb ik het woordje verbonden gebruikt. Bedoel ik met deze verbondenheid nu de cyclus  van bouw en afbraak en weer opbouw? De verbinding van het oude en het nieuwe? Van oude woorden die niet meer gezegd kunnen worden en nieuwe die bezig zijn te ontstaan?

Ook, maar toch niet helemaal. Natuurlijk is ook daar verbinding. Er is een continuïteit. De continuïteit van materiaal dat wordt hergebruikt. Maar ik bedoel een andere verbondenheid. Een heel andere. Tussen al die stenen van een omvergehaalde stad ligt een steen die ooit is afgekeurd om als fundament te fungeren. Dit is de betekenis van hoeksteen: een steen die het gebouw zijn stevigheid verleent. Zo’n steen moest natuurlijk met aandacht  worden uitgezocht. Maar dan blijkt onder de ruïnes een steen te liggen die niet geschikt was voor die oude prachtige gebouwen. Maar die wel heel geschikt blijkt te zijn voor een heel ander gebouw. Daarom hebben de oude bouwmeesters hem steeds afgekeurd. Het is de bouwsteen voor een nieuw soort gemeenschap.

Het is een gemeenschap waarin niet geldt: oog om oog, tand om tand, waarin het de gewoonte is om de vijand te haten, waarin het de gewoonte is om alleen de eigen mensen lief te hebben. Het is iets geheel anders dat op deze hoeksteen kan worden opgebouwd. De verbondenheid die ik bedoel bestaat daarin. Met dit andere en dit nieuwe.

Betekent dit nu dat deze gemeenschap ook werkelijk bestaat? Nee, maar je kunt wel daaruit leven. En zo deze gemeenschap opbouwen. Je hoeft niet te leven vanuit het besef je vijand te haten, om alleen je eigen broeders en zusters lief te hebben.

Dan komt de vraag, op welke wijze wij zijn verbonden met degenen die ons zijn voorgegaan, die we hebben moeten loslaten in het leven, in een ander licht te staan. Zijn we met hen verbonden door hun kwalijke kanten, of zijn we met hen verbonden door het goede dat zij ook voor ons betekenden? Wanneer wij het goede dat zij voor ons betekenden voor ogen halen – wel wetend dat zij ook maar gewone mensen waren – dan oefenen wij onszelf om ons op het goede te richten. Om te leven vanuit gerechtigheid en genade. Dat betekent niet dat we altijd zo rechtvaardig en genadig zijn. En toch is het goed om van daaruit te leven.

Wij treuren om hen die wij hebben moeten laten gaan in het leven. Maar de band met hen is daarmee niet verbroken. Die band kan een nieuwe kleur krijgen. Een kleur getekend door het hemelse. Zo waren ze niet. Maar in dat licht kunnen we hen wel zien. Op deze manier wordt een nieuwe steen onder de verbinding gelegd, een steen die zo vaak is afgekeurd. En nog steeds wordt afgekeurd. Aan ons is de keuze.

Het is belangrijk om de overledenen in dit licht te eren en hen te gedenken. Het is ook belangrijk voor ons en voor onze gemeenschap.

We hebben een rare beweging gemaakt in deze overweging. We zijn begonnen bij wat ons aanspreekt en wat ons niet aanspreekt in onze samenkomst. Om je thuis te voelen is het van belang dat je je herkend voelt in de woorden en de liederen. Daarom is er steeds verandering, omdat mensen en hun gevoelens veranderen. Maar er is een diepere verandering. Om elkaar te zien in Gods licht. In dit licht mogen we onze overledenen zien en ook elkaar.

Amen