Twee manieren van koningschap en een nieuw jaar, 30 december 2018

Psalm 72: 1 – 8, 12 – 13, 16 – 19
Matteüs 2: 1 – 15

Gemeente

De wijzen uit het Oosten, uit zoverre land. Het is het kerstverhaal van Matteüs. Het sluit niet aan op dat van Lucas. Zo hebben we dat wel geleerd. We hebben geleerd om deze verhalen tot een eenheid te maken. Maar het zijn zelfstandige verhalen. Ze staan op zichzelf. Ze hebben wel iets gemeen: Bethlehem. En nog iets. Daar in Bethlehem is een koning geboren, in ieder geval een gezalfde (Luc. 2: 26), iemand als een koning. Daarom zijn deze wijzen op reis gegaan. Zíj zijn geen koningen. Ze worden ook niet bij name genoemd. Er wordt ook niet verteld wat hun huidskleur is of met hoeveel zij zijn en hoe zij reizen. Wel dat zij goud en wierook en mirre meebrengen. Ze worden magiër genoemd. Uitleggers zijn ze van de sterren en van dromen. Daarover hoort u veel in dit verhaal. Ze zijn geen koning, maar zoeken een koning. Ze hebben zijn ster zien opgaan. Zij volgen zijn ster.
Als je hun verhaal hoort kun je denken, welk fenomeen heeft zich in die jaren daar aan de hemel voorgedaan? Kom je daarachter dan zou je kunnen dateren wanneer dit alles heeft plaatsgevonden. Het is niet mijn vraag. Het is me een beetje te speculatief. Maar het mag natuurlijk best.

Ik ben meer geneigd patronen in het verhaal te zoeken. Deze magiërs zoeken een koning. Ze komen bij een echte koning uit: Herodes. Herodes de Grote. Een weinig zachtzinnig heerser.
De koning die zij zoeken noemen zij: de koning der Joden. Aan het eind van het evangelie komt die term terug. Pilatus vraagt Jezus ernaar (Mat. 27: 11). Ben jij de koning van de Joden? Vervolgens wordt er door de soldaten de spot mee gedreven: Gegroet, koning van de Joden (Mat. 27:29). Geen groter lol dan ten koste van iemand die niets terug kan doen, of wie niets terug wil doen. En dan blijkt deze titel ook de aanklacht te zijn die boven het kruis is aangebracht.

Zo wordt begin en het eind van het evangelie met elkaar verbonden. Dan wordt ook duidelijk welke tegenstelling hier wordt gecreëerd, welk thema. Wat verstaan we eigenlijk onder ‘koning van de Joden’? Dit thema wordt in het verhaal over de magiërs uit het Oosten uitgewerkt. Maar om welke tegenstelling gaat het dan? De tegenstelling tussen macht en machteloosheid? Maar wat voor machteloosheid? En misschien ook wel, wat voor soort macht?
Het is bijzonder dat het verhaal van Matteüs begint met deze clash tussen het politieke en het geestelijke koningschap. Zo zeg ik dit maar: politiek en geestelijk. Politieke en geestelijke macht. Of moet ik het woordje macht hier maar niet gebruiken? Geestelijke macht kan behoorlijk ontaarden. Binnen de kortste keren wordt ook deze macht tot politiek, en dan tot een politieke macht die je je niet toewenst. Dat heeft onze eigen geschiedenis wel geleerd.

Waarom deze tegenstelling tussen politieke en geestelijke koningschap? Een samenleving kan toch niet zonder een politieke macht?
Ooit was het koningschap ook in Israël  omstreden. Wij willen een koning, vroeg het volk (1 Sam. 8). Iedereen heeft een koning, maar wij niet. De profeet Samuël heeft toen het volk gewaarschuwd. Een koning zal uw zonen afnemen om hen te gebruiken in het leger, om ze te laten werken op zijn akkers en om zijn oogst binnen te halen; hij zal uw dochters afnemen om ze voor hem te koken en te bakken; hij zal uw vruchtbaarste landerijen afnemen en die aan zijn hovelingen geven; hij zal uw beste arbeidskrachten afnemen om voor zich te laten werken; en van uw schapen en uw geiten zal hij een tiende deel opeisen.
De profeet had een scherp inzicht in deze. Maar het volk zag ook voordelen. Een koning zou hen besturen, eindelijk bestuur, en recht spreken, hen voorgaan in de strijd.
Zo kreeg Israël een koning.
Maar met koningen kan veel misgaan, veel erger dan Samuël het volk liet horen. Daarvan vertelt het verhaal van Matteüs.

Het geboorteverhaal van Matteüs vertelt niet van de engelen die aarde vrede toewensen. Het vertelt hoe het op aarde werkelijk toegaat, de feitelijke situatie. Die werkelijkheid is niet romantisch. Het is een werkelijkheid van vervolging en vlucht. Herodes was koning van de Joden; zo was hij door de senaat in Rome uitgeroepen. Niet door de Joden. Zij hebben hem gehaat. Hij heeft het koningschap alleen met heel veel wreedheid kunnen uitoefenen. De kindermoord waarvan Matteüs vertelt wordt niet door andere schrijvers verteld; het is niet gedocumenteerd. Maar het past in het beeld dat van deze Herodes bekend is. Een achterdochtige vorst die ieder uit de weg ruimt die aanspraak maakt op zijn macht. Ook zijn eigen familieleden. Dat is de politieke macht.
Deze wijzen uit het Oosten die naar de koning van de Joden vragen treffen Herodes op zijn meest gevoelige plek. Zij gebruiken zijn titel. Zij suggereren dat er een opvolger voor hem klaar staat. Herodes reageert zoals hij gewoon is te doen. Met een onnoemelijke wreedheid.

Wat maakt nu dat Matteüs dit verband legt tussen politieke en geestelijke macht? Waarom haalt hij hier in de kerstgeschiedenis het gegeven uit de lijdensgeschiedenis naar voren? Waarom zou je Jezus überhaupt ‘koning van de Joden’ noemen? Het is doodgevaarlijk om zo iets te beweren. Want je prikkelt er de machthebbers mee uit en zij weten wel hoe daarop te reageren. Door Jezus ‘Koning van de Joden’ te noemen daag je de macht uit.
Maar dan moet je toch ook zeggen, deze mens voldoet in niets aan het beeld dat hij koningschap zou nastreven. Hij lijkt aan het integendeel te voldoen. Een gevangene. De soldaten drijven de spot met hem. En toch. De macht voelt zich uitgedaagd. En misschien niet helemaal ten onrechte. Jezus gedraagt zich niet onderdanig wanneer hij door Pilatus wordt ondervraagd. Hij neemt een soevereine houding aan. Hij wijst de vraag af en doet er het zwijgen toe. En aan dit alles herinnert Matteüs in zijn kerstverhaal. En bovendien toont hij dan nog eens aan dat Jezus afstamt van koning David. Kan Herodes dat zeggen?

Het kerstverhaal is vertelling over een kind dat de macht uitdaagt, dat daarom vluchten moet en dat later door die macht het leven laat. Heeft het betekenis voor ons?

Je moet dan toch op zijn minst vragen, hoe daagt dit kind de macht uit? Daarover gaat het evangelie. Niet door claims neer te leggen. Niet door een militaire tegenbeweging in gang te zetten. Niet door de macht over te willen nemen. Of?
Er is een tekst, helemaal aan het eind van het Matteüsevangelie waar ik toch onrustig van kan worden. Ik moest er ooit over spreken in een ARK-dienst na Pinksteren. Deze tekst paste bij die zondag. Jezus zegt daar: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.’ Het is alsof dit slot van het Matteüsevangelie daar weer aansluit bij het begin. Alsof het evangelie over macht gaat. Het begint met het koningschap en het lijkt er ook weer mee te eindigen. Gaat het ook om macht? Maar wat voor macht dan?

In zekere zin stelt Matteüs de zaak op scherp. Je zou zijn woorden daardoor kunnen misverstaan en misbruiken.
Nee, het gaat er niet om de macht te willen overnemen. Ook niet door de macht te legitimeren, iets wat religie heel vaak heeft gedaan. De bisschop legt de macht in handen van de nieuwe machthebber. Misschien gaat het zelfs niet om sturing aan de macht te willen geven. De grenzen daarvan te bepalen. Het gaat erom te laten zien wat de consequenties zijn van het gebruik van macht. Dat daardoor anderen – het zijn altijd anderen – in de knel komen. Dat er daardoor in de ergste gevallen vluchtelingenstromen op gang komen. Mensen weg willen waar het leven niet draagbaar is. Juist die vluchtelingenstromen dragen een boodschap in zich. Onder deze mensen leeft het besef dat het leven anders zou moeten zijn. Overal waar mensen in de knel komen is er het besef dat de samenleving anders zou moeten. Het grote inzicht van de filosoof Levinas was, dat het gelaat van de ander voor mij richtingbepalend is.

Matteüs begint en eindigt zijn evangelie met het aan de orde stellen van het thema van de macht. En in het evangelie laat hij zien welke andere weg hier moet worden ingeslagen. Zalig de treurenden, want zij zullen vertroost worden.

Maar is dat niet geweldig naïef? Nieuwsuur had de afgelopen week een reportage over spionage. Deze uitzending laat een geweldig cynische wereld zien. Een andere wereld dan die van het kind in Bethlehem. De samenleving kan niet zonder deze macht en zonder de middelen om deze macht in stand te houden. De Engelse stad Salisbury speelde het afgelopen jaar daarin een belangrijke rol. Daar waren geheimagenten actief. De kathedraal van Salisbury kwam prominent in beeld. Meerdere keren hoorde je een kinderkoor zingen: ‘laat mij liefde brengen waar haat is, vergeving brengen waar schuld is’. En je denkt – ik denk – wat getuigt het christelijke verhaal toch van een ongelooflijke naïviteit, van een enorme kinderlijkheid. Na deze reportage durf je de woorden van deze kinderen bijna niet meer te zingen. En toch, en toch?

Wat blijft er van onze wereld over als dit niet meer wordt gezongen? Als we niet meer genieten van de schoonheid van de wereld? Van de zonsondergang, van het kale winterbos, van de onschuld van kinderstemmen? Van het horen van de stem die zegt dat de vredestichters kinderen van God genoemd worden?

Zulke ervaringen vormen het contrast met al het cynisme, de haat, tweedracht, dwaling, wanhoop, verdriet en duisternis. Zij vormen het schild tegen de macht van de heersers. Maar zij kunnen niet met dezelfde wapenen strijden. Ze lijken altijd weer het onderspit te moeten delven. Maar zij zullen ook weer opstaan en hun lied zingen. Aan hen is de nieuwe dag, de paasmorgen.
Ongewoon, om dit vlak na kerstmis te zeggen.

We gaan op weg naar het nieuwe jaar.  Een nieuwe dag. Door goede machten stil omgeven – behoed, getroost. In goede machten liefderijk geborgen, verwachten wij wat komen mag. God is met ons des avonds en des morgens, is zeker met ons elke nieuwe dag.

Amen