Tegenstrijdige gevoelens en een nieuw verbond, Witte Donderdag, 18 april 2019

Lucas 7: 22
Jeremia 31: 31 – 34
Lucas 22: 7 – 20

Gemeente,

Afgelopen zondag was het Palmpasen. Het verhaal heeft wel iets weg van het verhaal van vandaag. Er worden leerlingen op uitgestuurd om  wat later op de dag moet gebeuren, voor te bereiden. Afgelopen zondag moesten zij een ezel ophalen, vandaag een ruimte in orde brengen om het paasfeest te vieren. In beide verhalen wordt verteld van tegenstrijdige gevoelens. Bij de intocht wordt gejuicht. Te midden van die vreugde is er het verdriet van Jezus om het lot dat Jeruzalem treffen zou.
Daarover hield ik een overweging, elders, niet hier. Ik gebruikte daarbij ook een passage van de profeet Jesaja. Die ging over de lijdende knecht van de Heer. Dat is een passage die aankomt, en die model staat voor deze lijdensweek: “als een schaap die naar de slacht wordt geleid deed hij zijn mond niet open.” Tijdens het houden van die preek ging er een stem door mij heen. Je maakt het te donker, je maakt het te zwaar. In die heel vrolijke boel van dat palmpaasfeest kwamen er de donkere, zwaar aangezette woorden van de lijdensweek. Zij gaan dan teveel naar mijn gevoel de boventoon voeren. Maar goed, de preek is geschreven en ik moet door ondanks die stemmen in mijn hoofd. Hoe zou dat zijn overgekomen, denk ik dan? Vandaag opnieuw zoiets. Maar misschien wel omgekeerd. We staan bijna in het centrum van de lijdensweek. Dat is morgen op vrijdag. En dan zingen we nu – tenminste ik laat het zingen – ‘Wij gaan rond met het brood, wij gaan rond met de wijn, want iedereen mag leven en vrolijk zijn.’ Nu zou er een stem door mijn hoofd kunnen gaan ‘maak ik het niet veel te opgewekt?’

Iedereen die ouder wordt beseft dat je zulke tegenstrijdige gevoelens bijna op een en hetzelfde moment kunt ervaren: verdriet om wat voorbij is, om wat je hebt achtergelaten, en blijdschap om wat er komt of om wat zich nu voordoet, of misschien wel angst om wat er komen gaat. Zo is het ook met deze geschiedenis van Witte Donderdag, de viering van het joodse paasfeest in Jeruzalem. Daar wordt het paasfeest gevierd, de uittocht, en tegelijkertijd hebben wij dit leren verstaan als een herdenkingsdienst: doe dit tot mijn gedachtenis. Dat stemt donker, want we weten wat er komen gaat. We delen het brood, het lichaam dat gebroken wordt, we delen de wijn, het bloed dat vergoten wordt. En dan lopen we het gevaar dat we niet meer zien dat hier iets nieuws ontstaat. Iets nieuws dat ons wil wegtrekken van die donkere tonen. En dat nog voor het paasfeest, ons paasfeest, op de eerste dag van de week, aanstaande zondag. Dit nieuwe wordt hier al ingewijd. Lucas spreekt dan van het sluiten van een nieuw verbond. Voorafgaand aan de duisternis, zelfs van het van-God-verlaten-zijn, wordt eerst de band gelegd, een nieuw verbond dat door alle duisternis heenleidt. En de maaltijd, het delen van brood en wijn, is daarvan het teken.

En wat is dat dan, dat nieuwe verbond? Laten we daarvoor nog even Jeremia aan het woord. Dat is dat de wet ons niet meer van buitenaf wordt opgelegd, maar dat hij in ons binnenste wordt geschreven, in ons hart. Niet meer: gij zult en gij moet. Dat zouden we het oude kunnen noemen. Maar het nieuwe is dat God ontdekt wordt in het leven, in het hart van de mensen; dat ons leven niet zonder de gemeenschap hoeft te zijn met de Eeuwige, dat hij een band smeedt met de mensen, dat hij in het hart werkzaam is. Dit kun je op een heleboel manieren uitdrukken. Je kunt het heel aandoenlijk zeggen: Jezus leeft in je hartje, of heel katholiek: verhef uw hart – voorafgaand aan de mis. Ik heb het vandaag met de woorden van Jeremia willen zeggen.

Wij hebben dit nieuwe verbond leren kennen als het nieuwe testament. Testament is een ander woord voor verbond. Je kunt ook zeggen contract. Zo maken wij een testament op voor als we er niet meer zijn. Dat is het geheel van de bepalingen hoe onze erfenis afgewikkeld moet worden. Maar dit is geen goede uitdrukking voor wat hier aan de hand is. Het nieuwe verbond wil ons juist wegtrekken uit al die regels en bepalingen die in papieren en in wetboeken geschreven staan. Dat wil Jeremia ons zeggen. Het zal in je hart geschreven staan. Het is niet meer iets uitwendig, maar iets van het innerlijk. Het reist met je mee.

Zo’n verbond – en dan gaat het weer om het oude verbond – werd vroeger, vóór Jeremia, heel plechtig gesloten. Daar kwamen offerdieren aan te pas. En bloed. Het voorbeeld daarvan was het contract dat werd gesloten tussen een koning en zijn vazallen. Tussen de overwinnende koning en de overwonnenen. Zo’n verbond werd je opgelegd. Zo werd ook de band tussen God en volk gezien. Er werd een verbond gesloten en er werden wetsregels opgelegd. Er staan dan ook sancties op als je je niet aan de regels houdt. Maar Jeremia trekt het godsbesef weg uit deze regelgeving. Hoe je moet leven staat in je hart geschreven en God zal niet meer denken aan overtredingen. Ze worden uitgewist. Dat is een nieuwe manier van leven. Jeremia schildert dit. Daarom is het zo verkeerd om van nieuwe en oude testament te spreken. In de Hebreeuwse bijbel wordt deze nieuwe manier van leven bij de profeten al zichtbaar. Het nieuwe verbond is te vinden in het oude testament. Daarom zeg ik maar liever in de Hebreeuwse bijbel.

Dit is de lijn die bij het avondmaal wordt voortgezet. Misschien gaat het dan niet meer om regels die in je hart geschreven staan, maar om de intentie, om de geest. God is niet zichtbaar in regels, maar in de geest ervan. Hij wordt zichtbaar in de geest die mensen bevrijdt, die blinden ziend maakt, verlamden doet lopen, doden doet opstaan. In die geest sluit hij een nieuw verbond. Jezus laat er opnieuw zien hoe God werkt in het hart van de mensen. En dan wordt er teruggegrepen op de oude symbolen van het offer. Maar Jezus zegt hij niet: deze wijn wordt mijn bloed en dit brood wordt mijn lichaam. Maar andersom. Deze wijn, niet meer het bloed, is mijn bloed, deze wijn is het teken van het nieuwe verbond. Dit brood dat we delen is het teken van de gemeenschap van het nieuwe verbond. Hij trekt ons weg uit de symbolen van het bloed en het offer. In brood en wijn wordt de gemeenschap van het nieuwe verbond zichtbaar. Daarin mag iedereen leven en vrolijk zijn.

Ja, en dan gebeurt het ongehoorde: het verraad en de overlevering en de kruisdood. Dan toch een offer?

Je kunt spreken van het offer dat is gebracht. De consequentie van een leven in overgave, van een leven dat luistert naar het hart, een leven dat mensen ziet in het gelaat, dat mensen doet opstaan. Maar niet dáárdoor wordt een mens gered. Een mens wordt gered door de weg van de liefde te gaan. Wat de toekomst ook brengt. Je kunt in vreselijke tijden terecht komen en vergeten dat het verbond werkzaam is in de harten van de mensen. Maar het werkt er wel, en het komt weer tevoorschijn. Dat is de weg van Witte Donderdag naar Pasen. De weg van het hart.

Amen