‘De schoonheid van onze God’, 11 december 2016

Jesaja 35: 1 – 10
Johannes 1: 19 – 28

Gemeente,

Vandaag is het de derde advent. Drie kaarsjes branden in de adventskrans. Nog één zondag en daarna volgt het kerstfeest. De tijd is bijna daar. En naar de traditie van de derde advent wordt het accent gelegd op de vreugde van de komst van de heer. Jubelt en juicht. Het stuk van de profeet Jesaja is gelezen. Prachtige beeldspraak wordt daarin gebruikt. Maar dan staat daar plots iets aparts: ‘Wees sterk en vrees niet, want jullie God komt met zijn wraak. Gods vergelding zal komen.’ Alsjeblieft. Zitten we daarnu op te wachten? Maar ik vind het wel leuk om ook daarop in te gaan. Want er gebeurt toch iets bijzonders bij deze profeet Jesaja.

Het geval wil dat ik nieuwsgierig ben, hoe er over God wordt gesproken in de Bijbel. Dat is heel divers, net zo divers als er vandaag de dag over God wordt gedacht. Daarom werd mijn aandacht naar die paar regels getrokken in die prachtige profetie, de regels over de God en zijn wraak.

Ik zet dat woord ‘wraak’ tussen aanhalingstekens. U mocht eens denken dat het mij serieus is. Maar er is wel een serieuze ondertoon. Godsdienstcritici leggen hun vinger op dit aspect van de godsdienst. Relgie wordt soms verweten alleen gericht te zijn op de waarheid van de ene God en op zijn wet. Zo, dat als het erop aan komt gelovigen de wetten van de godsdienst belangrijker vinden dan de wetten van het land waarin zij wonen. Dan wordt er aan de islam gedacht, maar net zo goed aan het christendom of het jodendom. En ik geef dat wel toe. Godsdienst kan een middel zijn om je eigen gelijk neer zetten, je eigen macht uit te oefenen. Gelegitimeerd. Je hoeft niet verder meer na te denken.

En ons maakt zo’n visie onrustig. Is er misschien toch iets mis met deze godsdienst? Schuilt er in de kelders en de krochten van de godsdienst een gevaarlijke kracht? Brengt het geweld voort?

Daarom is het goed om eens stil te staan bij de profetie uit Jesaja.

Nou, nu heb ik toch weer van zo’n prachtige tekst iets zorgelijks weten te maken. Want een prachtige tekst is het. Er gaat een enorme kracht van uit. ‘Verheugt u. Verheugt u.’ Een tekst vol natuurbeelden. Van de wisseling van het seizoen; van de keer ten goede die in de natuur onherroepelijk komt. In ons land, in ons klimaat zouden wij zeggen: de dagen van de duisternis zijn geteld. De zon zal weer schijnen. De mist zal optrekken. Laarzen en jassen kunnen weer in de kast. – Ik geef toe, het duurt nog even, maar die tijd komt onherroepelijk. Na kerst gaat de zon weer rijzen, eerst langzaam, veel te langzaam. Maar dan hervindt de zon haar kracht. Natuurbeelden; beelden; het zijn maar beelden, maar het zijn beelden die iets zeggen van God, van Gods grootheid, van zijn schoonheid (vs. 2).

De profeet Jesaja leefde in een andere tijd (± 725 v. Chr.) en kende een ander klimaat. De beelden die hij gebruikt vinden daarin hun oorsprong. De dagen van de droogte en de dorheid zijn geteld. Er zal weer regen vallen. De woestijn zal bloeien, bloeien, zal jubelen en juichen van vreugde. En dan plotseling komt even, heel even die wrekende God voorbij (vs.4). Maar de tekst gaat verder: In volle vaart gaat het verder, tot in het onmogelijke. De beelden worden groter en grootser: ‘de blinden worden de ogen geopend, de oren van de doven worden ontsloten, verlamden zullen springen. De mond van de stomme zal jubelen. En waarover jubelt de stomme dan? Ja weer over het einde van de droogte; over het water dat door de woestijn zal stromen; over de vruchtbaarheid en de bloei die komen zal. Wie deze taal letterlijk neemt, die weet niet wat poëzie is, wat poëzie met mensen doet; die weet ook niet wat profetie met mensen doet: mensen moed inspreken; de sluier wegtrekken van de onmacht en de moedeloosheid die mensen beheerst. Dat is wat deze profetie doet.

Je kunt je wel voorstellen dat deze tekst gebruikt is in het evangelie om het optreden van Jezus te schilderen (Matt. 11: 5; Lc. 7: 22). Hij laat blinden weer zien, lammen weer lopen. Dat is de impact van zijn optreden. Dat is beeldende taal. En als Johannes de Doper – die andere grote figuur in het evangelie door wie Jezus zich laat dopen van wie we net ook gelezen hebben – twijfelt aan de missie van Jezus worden hem deze woorden van de profetie gezegd. En dan gaat het er niet om of dat werkelijk zo gebeurd is – want dat zal wel niet – het gaat erom dat mensen zich herkennen in deze woorden; wat er met hen gebeurt als ze deze mens ontmoeten. Zo ontmoeten zij God, een kracht die boven hen uitgaat en die hen moed inblaast.

Want hoevelen gedragen zich in het leven van alledag niet als lammen, of als blinden, als doven? Als er dan iemand langskomt die de sluier van dat onvermogen, van ‘dat kan ik toch niet’, de sluier van de onwil wegtrekt – dan treedt er bevrijding op.

Deze profeet Jesaja was bij machte die sluier weg te trekken. Sluit je toch niet op in alles wat er moet gebeuren, in de plicht, de tredmolen van elke dag. Bevrijd je. Bevrijd je uit je zelf gekozen gevangenis.

In de profetie wordt God ontmoet als een kracht die boven mensen uitgaat en die de sluier wegtrekt die over het bestaan ligt uitgespreid.

Deze woorden van de profeet Jesaja die over de eeuwen heen klinken, die het optreden van Jezus schilderen; het zijn de woorden die nog steeds klinken, nu bij bij de komst van het kerstfeest.

Maar u begrijpt wel, wij beginnen niet te jubelen en te juichen om het simpele feit dat het straks kersfeest wordt – nog afgezien van de vraag of wij zo gemakkelijk jubelen en juichen. Meestal ook niet – al komen we nu wel dichter bij hetgeen waarom het gaat – omdat we de komst van het Christuskind vieren. Waarom het gaat is dat we iets zien, dat er iets zichtbaar wordt van de glinstering, de luister van de Eeuwige, de schoonheid van God.

Dit wordt in deze natuurbeelden geschilderd: waterbeken zullen de woestijn splijten, de dorre vlakte doorsnijden – waar eens jakhalzen huisden maakt het dorre gras plaats voor riet en biezen. De schoonheid van God is alleen te verbeelden in heel aardse beelden. En in die heel aardse beelden is iets van zijn schittering te zien: de aarde wanneer zij opbloeit; wanneer de sluier van haar gelaat wordt weggetrokken. Dat is de reden van het gejubel en gejuich. De aarde en God; God zichtbaar in de grootsheid van de aarde; de aarde die iets van God vertelt. Het is een verhaal van opbloei, van water, van vruchtbaarheid.

Nu gaan we nog één klein stapje verder. We jubelen en juichen niet omdat het kerstfeest wordt. We verheugen ons omdat er in de woorden van Jesaja iets zichtbaar wordt van de schoonheid van God. En daarom wordt het kerstfeest. We worden niet bemoedigd omdat het nu toevallig de derde adventszondag is, maar omdat daar iemand spreekt die ons vraagt te zien naar de grootsheid van de aarde; die zegt dat de aarde groots is wanneer zij opbloeit.

Het is in dit spreken dat God tot ons komt.

Je kunt daarop letten en je kunt er aan voorbijzien. Die keuze die heb je. Maar dat spreken alleen al is in staat een ommekeer te bewerken. Want zie je er niet aan voorbij en kijk je met de profeet mee, haal je de sluier weg die maar steeds over het bestaan wordt gelegd dan zie je de schittering van de Eeuwige. Zo komt God. Hij toont zich in de taal van de profeet.

‘Zeg tegen het moedeloze volk: Wees sterk en vrees niet want jullie God komt’. Wij, … ieder van ons heeft de keuze hoe wij de wereld willen zien. Kijk je met de blik van de profeet mee of blijf je de dorre aarde zien? Je hebt in je leven steeds de keuze. Dat lijkt makkelijk gezegd. Het is het niet. Soms is er ook moed voor nodig om het verre perspectief te blijven zien van de schoonheid en de luister van God. Maar je hebt altijd de keuze.

Tja, en dan nu de “wrekende” God. Toen ik het las haakte ik even af. Waarom moet in zulk een prachtig stuk dit gezegd worden?

Vervolgens heb ik er wat rustiger naar gekeken. Want wat wordt hier (vs. 4) nu helemaal gezegd? Wat is die wraak hier? Dat wordt niet uitgewerkt. Of misschien toch wel? Is de wraak niet de bevrijding, het openen van de ogen van de blinden, het ontsluiten van de oren van de doven, het vloeien van het water door de woestijn? Het weghalen van de sluier die over het bestaan wordt uitgespreid? Zo is de wraak van God.

Ik hou het er op dat de profeet Jesaja hier nog geheel in oude trant spreekt in termen van wraak, want zo deed je dat als je over God sprak – ook Jesaja overigens. Maar hij bedoelt iets anders. Hij pakt de oude voorstellingen op en verandert ze. Een godsdienst blijft niet altijd hetzelfde. Het gaat om de God die nog niet wordt gekend. Die anders is dan we dachten, die misschien altijd wel anders is dan we denken. Vast wel, want hoe kunnen we  God nudenken?

Maar daarmee komen we ook over ons en over onze maatschappij te spreken. Hoe vaak wordt er nog steeds in termen van wraak gedacht? En hoe vaak wordt vergeten dat daardoor het kwaad wordt voortgezet omdat het zich in je nestelt?

Daarmee komen we ook uit bij het stukje uit het Johannesevangelie. Ik haal daar één stukje uit. Als Jezus bij Johannes de Doper komt wordt Johannes ondervraagd over de kwestie wie hij is. Dan zegt hij dat er na hem iemand van een nog groter kaliber komt. Dan ziet hij Jezus in de menigte staan. Hij zegt tot zijn ondervragers: “in u midden is iemand die u niet kent”.

Dat kun je heel plat nemen in de zin dat je nog geen kennis met hem hebt gemaakt, nog niet van hem gehoord hebt. Je kunt het ook opvatten als een uitpraak over degene die nog een verrassing inhoudt, een belofte. Iemand die de mens nog een ongekend perspectief voorhoudt, die de sluiers wegneemt van de moedeloosheid, de traagheid en van het kwaad.

Leef liever met het visioen voor ogen. Het wil niet zeggen dat het u uiterlijk beter gaat in het leven. Het kan u wel daadkrachtiger maken, doelkrachtiger, meer energie geven in het leven, vrolijkheid ook. Visioenen inspireren.

De woestijn zal zich verheugen,
de dorre vlakte vrolijk zijn,
de wildernis zal jubelen en bloeien,
als een lelie welig bloeien,
jubelen en juichen van vreugde.

Men aanschouwt de luister van de Eeuwige,
de schoonheid van onze God.            (uit: vss. 1 en 2)

Zo mogen we naar het kerstfeest toeleven.

Amen.