Palmpasen, de gelaagdheid van een feest

 

Prediker 9: 14 – 1
Jesaja 53: 1 – 9, 11
Lucas 19: 29 – 42

Gemeente,

Palm- palmpasen
hei koerei
over enen zondag
eten wij een ei.

Palmpasen heeft kenmerken van een volksfeest. Een feest voor kinderen. Ze trekken achter elkaar aan met hun palmpaasstok. Een volksfeest dat enkel in beperkte kring gevierd wordt? Alleen hier en daar in kerkelijke kring? Onze kinderen vierden het. Ik zelf niet. Toch is het een oud gebruik. Kinderen die met een palmpaasstok rondlopen met een haantje erop van gebakken brooddeeg, Het haantje herinnert aan het kraaien van de haan nadat Petrus Jezus verloochende. De stok is versierd met groen, met slingers, vaak met iets te eten, vruchten, gedroogde vruchten, en de stok heeft de vorm van een kruis. Een gaffelkruis. Toch is het een vrolijk gebeuren. Met symbolen die vooruitgrijpen op Pasen. Maar heel geseculariseerd, lang voor er van secularisatie sprake was. Een lentestok, eieren. Misschien zijn de symbolen wel heel oud, van vóór-christelijke herkomst. Er blijft zoveel bewaard in onze tradities zonder dat we er ons bewust van zijn.

Maar de palmpaasstok is wel een merkwaardig symbool. Het herinnert ons aan het lijden, maar in alle vrolijkheid. Er zit een spanning tussen de elementen van het feest. De kinderen, geholpen door volwassenen, vinden het prachtig, maar ze dragen iets rond waarvan ze de diepte niet beseffen. En dat hoeft ook niet. Dat mag ook niet. Ontneem ze niet de vrolijkheid.
Het besef dat het leven andere kanten kent komt wel. Wellicht is het zelfs omgekeerd. Zij gaan met symbolen rond waarvan ze de diepte niet kennen, maar mogelijk kennen zij de uitkomst ervan. Dat de vreugde overwint. Laat de kinderen tot mij komen, zo is de uitspraak toch?
Het doet me denken aan de laatste regels in de dichtbundel van Anna Enquist, Hoor de stad. Haar jonge kleinkinderen hebben geen weet van groot verdriet. Zij ontdekken vol vreugde het leven. En zij brengen daardoor vreugde. Over haar kleindochter schrijft ze: ‘Alles valt, maar zij gaat staan’.

Dit dubbele karakter is ook te vinden in het verhaal uit het evangelie dat vanmorgen is gelezen. We vinden het in alle evangeliën met kleine varianten.  Eigenlijk zou ik op alle varianten wel willen ingaan. Vandaag gaat het vooral om het Lucasevangelie. Wat alleen Lucas vertelt is dat Jezus huilt om de stad Jeruzalem, om het lot dat haar zal treffen. En weer is er die tegenstelling: het juichen van de leerlingen en het verdriet van degene die wordt toegejuicht.
Maar laten we eerst dat verhaal nog eens horen. Het verhaal van Palmpasen. Dan neem ik ook een ander evangelie mee, Matteüs. De stoet rondom Jezus is op weg naar Jeruzalem. Zij naderen de dorpjes bij de Olijfberg. Dan geeft hij enkele van zijn leerlingen de opdracht een veulen te halen uit het dorp dat daar vastgebonden staat, een veulen waarop nog nooit iemand gereden heeft. Lucas vertelt niet dat het om een ezelsveulen gaat, zoals Marcus doet. En dat is wel belangrijk. Juist daarop gaat Matteüs in.  Matteüs vertelt dat er in het dorp een moederezel staat met haar veulen, In zijn verhaal moeten de beide dieren worden meegenomen. Maar Matteüs vertelt ook iets van de achtergrond van het verhaal. Hij vertelt van de profeet waar dit verhaal vandaan komt en van de toekomstvoorspelling. Van de vrede die zal aanbreken. Die profeet is Zacharia.

Juich Sion,
Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde!
Je koning is in aantocht,
bekleed met gerechtigheid en zege,
Nederig komt hij aanrijden op een ezel
op een mannelijk veulen, het jong van een ezelin.
Ik zal de strijdwagens … verjagen
en de paarden uit Jeruzalem:
de bogen worden gebroken.
Hij zal vrede stichten tussen de volken. …      (Zach. 9: 9-10)

Dit ziet Matteüs voor zich. Direct wordt duidelijk waarom deze koning op een ezel komt binnengereden en niet op een paard. Het paard is een oorlogsdier. Maar de vredevorst houdt zijn intocht in Jeruzalem. En alles wat met strijd te maken heeft, de paarden en wagens worden verdreven. En voor de stoet van de ezelin worden mantels neergelegd en palmtakken.
Lucas lijkt zich dit alles niet te beseffen. Hij kijkt in de toekomst, of beter, hij laat Jezus naar de toekomst kijken en hijzelf – als hij dit opschrijft – kijkt terug. Hij ziet geen vrede, hij ziet verwoesting. De verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70. En Jezus huilt daarom. En hij zegt tot de stad: ‘Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! Maar dat blijft voor je verborgen, ook nu.’ Dan kijkt hij verder en beschrijft hij de verschrikkingen die de stad zullen treffen.

Ja, dat is Palmpasen. De intocht vol vreugde, de belofte van de komst van de vredevorst.  En dan alles wat erna komt. En het maakt niet zoveel uit of dit de kruisiging is op Golgotha, of de verwoesting van de stad een kleine 40 jaar later. Terwijl er een belofte voor de hand ligt, gebeurt er iets anders. Kom daar maar eens uit.  Het lijkt zo menselijk. Niemand wil dat het zo verschrikkelijk mis gaat. Maar verdwijnt de wijsheid en slaat de verblinding toe, dan wordt het moeilijk om die geest weer te bedwingen.
Het meest intrigerende zinnetje in dit stuk vind ik de klacht: ‘Had ook jij maar geweten wat vrede kan brengen.’ Het laat ons achter met deze vraag, wat had dan vrede kunnen brengen?
Is dat de vreugde van de kinderen met de palmpaasstok? Is dat de aandacht voor de koning die op een ezel de stad binnen rijdt?

Het christendom is een vreemde godsdienst. We beseffen dat vaak niet voldoende. Het is niet een godsdienst die verdedigd moet worden. Want dan kom je weer snel uit bij die paarden en wagens. Het is de godsdienst waarin de aandacht voor de keerzijde van het bestaan zo’n grote rol heeft gekregen. Het christendom heeft dit niet van zichzelf, we vinden het al bij de profeet Jesaja. Bij die onbegrijpelijk, soms gruwelijke teksten, waarin alle triomfantalisme verdwenen is. Het christendom volgt deze teksten; volgt Jesaja 53, het ziet het lot van Jezus van Nazareth daarin; het tekent zijn geschiedenis in dit licht. Het kijkt daardoor in de diepten van het mens-zijn. En als u zegt, ik begrijp dat niet, dan zegt u wellicht het juiste. Ik begrijp dat niet. Wat heeft dit ons te zeggen? Je kijkt bijna als een buitenstaander, en je hoort als een toehoorder, die van dit gebeuren geen deel uitmaakt, als een kijker naar een vreemde, fascinerende film. Alle ellende van het mens-zijn wordt hier op de schouders van één mens gelegd. Eigenlijk gaat het om iemand die het lot treft godsgruwelijk gepest te worden.
Met zulke teksten laat het christendom zich in. Het voedt zich ermee.
Het wordt maar één keer helder gezegd, dat wij alleen maar toekijker zijn: ‘hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ònsniet bekoren.’ Hij is een outsider. Wij staan aan de kant, eigenlijk vol afschuw. Wanneer we worden geconfronteerd met al het vreselijke dat mensen treffen kan dan deinzen we terug. Bijna alsof we bang zijn dat het ook ons zal treffen.
Zo onbegrijpelijk en fascinerend, en daardoor heilig. Als je deze woorden zou willen begrijpen en uitleggen, maak je ze eigenlijk kapot. Zeg daarom maar, ik begrijp het niet. Want daarmee zeg je ook dat je het lijden dat zoveel mensen wordt aangedaan niet begrijpt. En dat je wel zou willen dat het zomaar in één klap zou worden weggedragen. En er is zoveel lijden in onze wereld.
Dat is de film die Jesaja voor ons afspeelt. Die hoeven we niet te begrijpen. Laat hem maar vertoond worden. En laten we er maar stil van worden, en door ons heen laten gaan. Dat is genoeg. Want we weten toch, dat we grote films en alle grote kunstwerken niet kapot moeten praten? Dat geldt ook voor deze tekst.
Is het dat waarom Jezus zittend op die ezel de stad aanziet en begint te huilen? Huilend om het leed van de mensen? Woorden voldoen niet meer, alleen maar het uiten van verdriet.
Wat had de stad moeten weten wat vrede had kunnen brengen? Wat moeten wij weten wat onze wereld vrede kon brengen? Is het de wijsheid van de man van lage afkomst, de man aan wie niemand aandacht besteed? Is het wijsheid beter dan macht, beter dan het wapengekletter en het geschreeuw van een heerser?

En de kinderen zingen het lied van Palmpasen. En ze hebben op hun stok van gebakken brooddeeg gemaakt, een haantje, het herinnert aan de verloochening door Petrus. Maar zìj zingen. En de leerlingen en de mensen om hen heen zingen: Gezegend hij die komt als koning , in de naam van de Heer. Vrede in de hemel. En u hoort: de vrede op aarde ontbreekt. Daarom het verdriet. Want het een kan niet zonder het ander. En toch is het beter om te zingen. Want zou je zwijgen dan zouden de stenen het uitschreeuwen.  O hemel, denk ik dan, daar staat uitschreeuwen. Laat de mensen toch zingen. Ook al is het met het verdriet in het hart.
Zo gelaagd en dubbelzinnig is Palmpasen.

Pasen moet het nog worden. Volgende week.

Amen.