Ongemak, korte overweging bij de oogstdienst op 11 oktober 2020

Na de zondvloed
Uitzien naar vrijheid

Ongemak

Lieve mensen,
Gemeente,

Dat wij in onze vrijheid beperkt worden is wel zo klaar als een klontje. We kunnen zelfs niet de oogstdienst vieren op de manier waarop we zo graag willen. In één kerk voor drie kleine kerkgenootschappen. Met de reuk van vruchten en bloemen. Het feestelijke gezicht van al die groene, gele, gouden herfstkleuren. De blijdschap daarom, de mooie klanken van gezamenlijke liederen. Je moet het je nu maar voorstellen in je hoofd, zoals het is in je herinnering. Zo was het. En het zou zo heerlijk zijn als het straks weer zo zou zijn. Maar nu zitten we elk afzonderlijk in hetzelfde het schuitje. En dat geeft een gevoel van groot ongemak. Zoiets moet het ook geweest zijn in die ark van Noach. Allemaal beesten op elkaar geperst. Reinen en onreinen. Kan iemand de stank voorstellen die daar geheerst moet hebben? Het is maar een verhaal, natuurlijk. Maar elk verhaal roept eigen verbeelding op. We kunnen het verhaal van Noach ons heel romantisch voorstellen, als in zoveel kinderbijbels. De dieren die twee aan twee, mannetje en vrouwtje naar binnen worden geleid, keurig in een ordelijke rij. Zo krijgen ze toegang. Een kaartje voor de overtocht naar een land dat weer vrijkomt als het leed geleden is. En de dieren weer in vrijheid kunnen gaan.

Maar ondertussen? In de tijd waarin het nog niet zover is? Waarin ze allemaal opgesloten zitten in die ark met Noach en zijn familie. Ondertussen woeden de stormen en het water gutst naar beneden. Zo’n veilig gevoel geeft dat echt niet. Zo romantisch was dat niet, Integendeel.  Zou de schuit wel overal goed waterdicht zijn gemaakt? Lekkende kieren tussen de planken? Ik zou zo denken dat onze coronatijd een hemel is vergeleken is met deze wanhopige toestanden in deze schuit.

Het is maar een verhaal; en dus moet je misschien die overtocht je niet zo plastisch voorstellen. Die doortocht over de wereldzeeën.

We kennen het verhaal zo goed en we maken er vaak iets lieflijks van. Een verhaal dat je aan de kinderen kunt vertellen. Veilig en ook een beetje knus.

Maar leest iemand dan weleens het verhaal zoals het in Genesis opgetekend staat?  Dan lees je niet over de primitieve toestanden die daar aan boord geheerst hebben. Dat ongemak wordt niet beschreven. Maar al lezend bekruipt mij wel een ander ongemak.

Wie is die God waarvan hier verteld wordt? Die spijt krijgt de mensen te hebben gemaakt, spijt vanwege hun slechtheid en hun verdorven levenshouding.

Het waren verhalenvertellers die zagen dat de mensen verre van perfect samenleefden. En die hun ongemak daarmee – opnieuw ongemak – projecteerden op hun God. Hij kon in één klap een einde maken aan heel die janboel. Het is het verlangen naar de sterke man. Let wel: man. In één klap, koste wat kost. Maar zo breng je de vrede niet.

Het leuke van de oogstdienst vind ik dat ik bij het ongemak van de verhalen even goed kan blijven stilstaan. Niets geen kinderverhaal, maar een barre realiteit. Het fijne is dan dat ik twee collega’s heb die het ongemak wel kunnen oplossen. Je kunt verschillende stemmen laten horen. Nu sta ik er alleen voor. Wel, wat zeg ik dan?

Dit: er zijn meer van deze verhalen: Job, Abraham en Isaäk op weg naar het land Moria – wat schuilt er in een naam? – om een offer te brengen. Steeds wordt er een God getekend met inhumane intenties. En dan aan het eind klaart de hemel weer op. Nog moeilijk. Wij krijgen in ons leven met heel moeilijke zaken te maken. We komen daar niet altijd uit. Soms geschonden. Maar uiteindelijk blijkt er een regenboog aan hemel te staan. Dan is er zon én regen. En ook hoeven we niet steeds naar álle verhalenvertellers te luisteren.

Amen.