‘Een oerknal, en nog één, en nog één’, 10 januari 2016

Genesis 1: 1 – 8
Psalm 104: 13 – 15, 24 – 27
Marcus 1: 9 – 12

 

Gemeente,

Genesis. Dat is het begin. Maar het is nooit helemaal het begin. Er gaat altijd iets aan vooraf. Genesis betekent wording. Er was altijd al iets dat wordt. De aarde was woest en doods in den beginne. Een oervloed, een oceaan bedekte de aarde. Dat was er voordat het begon; dat was er voordat het pas goed begon. Dat was de tijd van het begin. In den beginne. De woestheid. Een wereld waarin je niet kunt wonen, onherbergzaam. Lucht en leegte zegt de huidige vertaling van het boek Prediker. Er was wel wat, maar het is nog niks. Zo is de wereld voordat je ziet dat je er iets van kunt maken. Er moet eerst nog iets gebeuren. Er moet naar gekeken worden naar die wereld. Er moet gezien worden dat er wat van te maken is, er moet een idee ontstaan, er moet gesproken worden. De geest moet er eerst over waaien. De geest die het niet laat bij die leegheid, de doodsheid. Er moet wat van te maken zijn. Dat doet de geest, als u wilt de geest van God. Er is wat van te maken. Dat is Genesis, het begin van de wereld, het inzicht dat er wat van te maken valt. Dat inzicht is als een oerknal. Er is wat van te maken. De eerste scheppingsdaad is daarom de uitroep: Laat er licht zijn. Dat is nog niet het licht van de zon of van de sterren. Dat is het licht waarin gezien wordt dat er wat van te maken valt, het oerlicht, het voortijdige licht waarin wij staan. Dat is geen koud licht, het is het licht dat er zin is en betekenis. Dat het zin heeft. Er zij zin. Dat zegt de geest of de wind – want dat is precies hetzelfde woordje – die over de oceaan buldert. Er is zin. Als dat is gezegd, dan kan het licht worden. Dan wordt het licht. En dat licht is goed. De eerste dag.

De campagne van de remonstranten gaat opnieuw van start. Vandaag wordt er her en der in het land gesproken over het begin. Mijn God begon met de oerknal. Dit is de oerknal: er zij licht.

Maar ja, wij zouden hier het jaar beginnen met de maaltijdviering. Dat is wel iets anders. Geen oerknal, eerder ingetogenheid, aandacht voor kwetsbaarheid, aandacht voor delen. En toch, misschien is het toch een goed idee om die twee samen te brengen. Misschien verandert dan de oerknal van betekenis en misschien ook de maaltijdviering.

Begint alles met de oerknal? Of begint alles met een ontwakend inzicht? Met betekenis en zin? Een eerste inzicht, een ontdekkend weten hoe de wereld in elkaar steekt, eerst nog primitief, dan steeds meer verfijnd en precies? Zonder eerste inzichten, zonder zin kan er geen wetenschap zijn. Dat er zin is, is een kwestie van geloof. Dat hoeft natuurlijk geen geloof in God te zijn. Het is een heel basic geloof. Dat het leven van betekenis is en dat het goed is. Maar waarom zou dit geen geloof in God zijn?

Ik heb ontzettend getwijfeld. Moet ik nu voorlezen van de wording uit Genesis? Of moet ik eigenlijk uit psalm 104 lezen? Dan maar allebei. Maar moet ik niet die hele psalm lezen? Een psalm die een beeld geeft hoe goed de wereld in elkaar steekt. Maar dat is zoveel en zo lang en dat bent u niet gewend. En toch daar wordt ook van een oerknal verteld. Niet met die woorden. Maar hierin wordt verteld van de oerknal van het leven. Van het gewemel en gewriemel van al het leven in de zee en in de lucht, waarvan de aarde zo vol van is. Dat is ook een oerknal. Staat u er weleens bij stil dat de aarde waarop we lopen, de grond er heel anders uit zou zien als er geen leven was? De donkere, zwarte aarde die zo vruchtbaar is, omdat het doortrokken is van leven en van de restanten, de nalatenschap van leven? De aarde zou woest en ledig zijn als al dat leven er niet zou zijn. We noemen onze wereld zelfs aarde. Onze wereld is genoemd naar de vruchtbare grond onder onze voeten, aarde. Ook dat leven is een oerknal.  Een andersoortige oerknal. Deze psalm 104 is doortrokken van bewondering voor de schoonheid van deze aarde. Dat kunt u ook beleven tijdens een wandeling, of alleen maar als u uit het raam kijkt en een vlucht vogels ziet langskomen. Hoe komt het toch dat we zulke dingen zo mooi vinden? Dat zo veel kleine eenvoudige dingen zoveel verbazing kunnen oproepen en soms ook dankbaarheid omdat je het mag meemaken. En verdriet, omdat je het ook weer moet loslaten.

Deze gevoelens zijn de basis van het religieuze besef van de maker van deze psalm. Hij looft er de Eeuwige om. Is ons besef veel anders? Kijken wij op momenten van bewondering van al het schone dat de aarde te bieden heeft niet met de ogen van de Eeuwige, die ziet dat het goed is? Zijn we op dat moment niet verbonden met de geest die over de wateren zweeft en die ziet dat er wat van te maken valt? Die ziet dat er al wat van geworden is?

Dat het anders kan, dat er gevaren zijn beseft ook de maker van deze psalm. Iedere generatie ziet zo de eigen gevaren in het leven. Soms worden er teveel gevaren gezien.  Let je alleen op de gevaren dan komt het leven er donker uit te zien. Dan zie je alleen maar de woestheid en de ledigheid, die er ook zijn. Dan vergeet je dat er opgetreden kan, misschien wel moet worden. Dat er in het begin het woord is. Dat er iets gezegd moet worden. Laat er licht zijn. Laat het gevaar uiteengereten worden. Als je alleen de duisternis ziet, dan kijk je met andere ogen dan de ogen die zien dat het goed is.

De maker van de psalm heeft weet van de gevaren. Hij zag ze vooral in de wateren, de oerzee. Deze wateren zouden je kunnen verzwelgen. Maar op de een of andere manier wordt het water in goede banen geleid. Het gevaar wordt uiteengereten. Er is een scheiding gemaakt tussen het water dat uit de hemel valt en het water dat het land omgeeft. De tweede dag. En nu stroomt het gevaarlijke water door de beken waaraan de dieren hun dorst lessen. Wat zo gevaarlijk zijn kan, kan ook zo vruchtbaar zijn. Het gevaar is tot een bron van het leven geworden.

Een romantisch beeld wordt geschetst. Waarin alleen nog het goede wordt gezien. En het wordt nog romantischer, bijna onrealistisch. Even komt ook de menselijke dimensie in zicht. Zondaars zullen er niet meer zijn op deze aarde en onrechtvaardigen zullen niet meer bestaan (vs 35).

Een romantisch beeld. Sluit je je zo niet af voor de werkelijkheid? Omdat er ook rot dingen gebeuren op deze wereld. Dat er vluchtelingen zijn die zomaar hun oude gewoonten en ideeën blijken te hebben meegenomen. Diep verwerpelijke ideeën. Dan wordt het tijd om over de zee van de woestheid de geest te laten waaien en op te treden: zo niet. Dat zou wel eens een harde leerschool kunnen zijn. Die kennismaking met de geest. Begrijpt u nu waarom het er in andere psalmen soms zo hard aan toe gaat?

Hier niet. Hier wordt het beeld geschetst dat het goede het van het kwade wint. Het kwaad wordt uiteen gereten. Die woeste wateren worden tot beekjes die het land bevloeien.

Daardoor kan de mens brood winnen uit de aarde en wijn die het mensenhart verheugt, geurige olie die het gezicht doet stralen en brood dat het mensen hart versterkt (vs 15).

Vandaag beperken we ons tot brood en wijn. De olie, waarmee je je mooi kunt maken laten we voor wat het is. Overigens dat staat er niet. Je zult ervan stralen. Het gaat om een innerlijke schoonheid.

Vandaag houden wij het bij brood en wijn. En let eens op: brood en wijn zijn er voor het hart, het mensenhart. De wijn verheugt het hart, het brood versterkt het hart. Daarop is de maaltijd van Heer gericht. Om de vreugde van de gemeenschap te doen groeien en om haar te versterken. Om ervaringen op te doen van het goede.

Dan gaat het weer om een oerknal. Maar wel één die langzaam doorwerkt, heel langzaam, te langzaam misschien. Die doorwerkt door steeds maar dit visioen voor ogen te houden en je niet te laten afleiden door de vreselijkheden die er ook zijn.

We spraken van zin en betekenis. Zin ontstaat door op te treden tegen de woestheid en de leegheid. De enige manier om daarmee goed om te gaan, is het goede voor ogen houden. Je niet laten meeslepen door al wat er gebeurt. Daartoe versterken brood en wijn.

Dan kan de hemel open gaan. Daaruit komt nu geen stortvloed van water, maar een stem die zegt: jij bent mijn geliefde, in jou vind ik vreugde. Dat mogen we ons aantrekken.

Amen