‘Hij nam een brood … hij nam een beker’, 24 maart 2016, Witte Donderdag
Marcus 14: 12 – 26, 32
Gemeente,
We komen bijeen in een moeilijke tijd. De wereld rondom ons dringt zich aan ons op. We kennen de verschrikkelijkheden die zich voordoen. Je kunt de problemen om ons heen niet eenvoudig wegdenken. De aanslagen, de vluchtelingen.
Zo kwamen ook de leerlingen samen op de paasmaaltijd, de pesachviering van het ongedesemde brood. Dit is de viering waarop de bevrijding uit de slavernij, uit Egypte wordt herdacht. Een bevrijdingsfeest. Maar ook een bevrijdingsfeest kan onder slechte omstandigheden plaats vinden. De donkere wolken die zich bij deze viering boven de groep leerlingen samenpakten betroffen niet alleen de buitenwereld. Meer henzelf. De dreiging die van de buitenwereld uitging kreeg vat op hen. De gemeenschap die zij vormden kwam op het spel te staan.
Dit is het verhaal dat de evangelist Marcus vertelt. Het verhaal dat hij vertelt is geen opwekkende literatuur. Er is sprake van verraad, van wegvluchten, van verloochenen. Het korte verhaal van de maaltijdviering van het Pesachfeest wordt ingekaderd door de meest sombere vooruitzichten. De gemeenschap valt uitelkaar en Jezus wordt in de steek gelaten. Het is zelfs nog erger, straks zal ook het meest centrale in het leven van Jezus wegvallen. Dat is wat hij de binding noemt met de Vader. Dan gaat het om het besef waaruit hij heeft geput tijdens zijn leven – de nabijheid van God. Ook dat zal hem ontnomen worden.
Ik wilde de eerste zondagen van dit jaar deze evangelist Marcus volgen. Hij is de eerste die het werkzame leven van Jezus als een doorlopend verhaal op schrift stelt. Daarvoor bestonden er voor zover wij weten alleen stukken van de overlevering. Gelijkenissen, spreuken, genezingsgeschiedenissen, en natuurlijk ook de herinnering aan het levenslot van Jezus en misschien ook verhalen van de opstanding. Dit alles heeft Marcus op schrift gesteld.
En waar het op uitdraait kun je in één woord samenvatten: verlatenheid. Hij wordt in de steek gelaten door de mensen, door zijn mensen. En hij wordt alleen gelaten door zijn God. Dat is het verhaal van de evangelist Marcus. En daarmee lijkt hij op moderne kunstenaars en filosofen die je tot de rand van het bestaan brengen en die je in de diepte laten kijken. Die je brengen naar een land waar je niet wilt zijn en die je ervaringen meegeven die je niet wilt meemaken.
Dit is wat het verhaal van Marcus zo anders maakt dan veel boeken over moderne spiritualiteit. Marcus houdt je niet het goede voor en wijst je wegen hoe je het goede leven kunt bereiken. Hij doet iets anders. Hij houdt je een onmogelijkheid voor. Iets waarvoor je het liefst weg zou willen vluchten. Iets wat we niet willen aanvaarden, maar dat ons toch kan overkomen. Kijk eens naar onze eigen wereld. Hoe het daar toegaat. En kunnen we dat aan? Het is als een stokkende zandloper. – Dat ik dit nu moet zeggen Thea, juist nu de zandloper het weer doet. Dat is het verhaal dat hier verteld wordt. Er wordt een goede boodschap verteld. Maar dan …
Eigenlijk denk ik, lees dit verhaal eens als een gewoon boek dat je nog niet eerder hebt gelezen. Want het verhaal verbaast ons niet meer. Het is ons zo vertrouwd. Lees het eens als een literair verhaal. Dan kun je zien dat Marcus het verhaal heel hoog begint. Met een stem uit de hemel. ‘Dit is mijn zoon.’ En het eindigt in de meest grote verlatenheid. We zien het vreemde er niet meer van. Maar als je leest met nieuwe ogen dan kun je je afvragen: Wat is dit, dit verhaal dat zo in zijn tegendeel verkeert? Dit is wat hier gebeurt. Van de omarming, ‘dit is mijn zoon’, wij horen samen, van de inspiratie door de geest, leidt het verhaal naar het troosteloze. De godverlatenheid. Alsof de band tussen God en mens helemaal weg is.
En toch, en toch staat er aan het eind van het verhaal een romeinse hoofdman onder het kruis. Uit zijn mond klinkt het weer: ‘werkelijk deze mens was Gods zoon’. (Marcus 15: 39).
We hebben het tijdens de eerste voorjaarslezing vaker gehoord – zoiets heet een paradox. Een gedachte die je niet kunt bevatten. Je kunt er niet bij. De desolaatheid van het bestaan en de schoonheid van het bestaan. De godverlatenheid en Gods nabijheid, de volstrekte zinloosheid en de betekenis van het leven. Ze zijn er allebei. En eigenlijk kunnen ze niet samen bestaan. Dit is waar deze evangelist naar tuurt en wat hem bezig houdt en dat hij in het evangelie vorm geeft. En de andere evangelisten hebben hem gevolgd. Wat is dat?
En dan midden in dit verhaal klinken die overbekende woorden: “dit is mijn lichaam … dit is mijn bloed”. Lees je dit bijbelgedeelte dan is het bijna droomachtig. Ze zijn aan het eten. En alsof Jezus er niet helemaal bij is pakt hij een brood, spreekt een zegengebed uit en zegt: ‘Neemt’. ‘Dit is mijn lichaam’. Meer zegt hij niet – bij Marcus. En dan neemt hij een beker. Opnieuw een dankgebed. Hij laat de leerlingen van de beker drinken. En hij zegt: ‘Dit is mijn bloed van het verbond’ (NBV), of: ‘dit is het bloed van mijn verbond’ (NBG). De andere evangelisten spreken ook wel van het nieuwe verbond. Nog voor het evangelieverhaal ten einde is, nog voor de totale zonsverduisternis, de verlatenheid, spreekt hij van een nieuwe band met God, zijn band met God. En hij geeft zijn leerlingen uit deze beker te drinken. Natuurlijk moet je dan ook denken aan het gebed in de olijfhof: laat deze beker aan mij voor bij gaan. Daarop kom ik nog.
Meestal spreek je – tenminste wie nog onderricht hebben gehad in de christelijke godsdienst – over het oude en het nieuwe testament, het oude en het nieuwe verbond. Het jodendom en het christendom. Maar wordt dit hier nu bedoeld? Speelt hier niet iets iets anders? Is het niet zo dat hier iets anders doorklinkt? Namelijk dat er in de verlatenheid, die sommige mensen zo goed kennen, dat daar doorin God tot ons komt? En dat er dan een nieuwe relatie, een nieuw verbond ontstaat? Om het cru te zeggen dat God opnieuw geboren wordt? Dat hij opnieuw verschijnt?
Wie is deze Marcus vraag ik me af dat hij het verhaal zo verteld? Daarmee bedoel ik niet de vraag om hem te identificeren, het is die en die leerling. Hij leefde in Antochië of zo. Maar ik bedoel: wie is deze mens dat hij zo de diepte van de mens tekent, de leegte en de godverlatenheid èn dat in contrast daarmee dan een nieuwe binding met God ontstaat?
Kan ik het zo uitleggen? Want eigenlijk moeten, nu hier de pesachmaaltijd wordt gevierd, de ervaringen van de grote eenzaamheid en van het lijden nog komen. Ik denk dat het zo gezegd kan worden. Eigenlijk is de boodschap hier, dat in de grote lijdensgeschiedenis die we bijvoorbeeld horen in de Mattheüspassion – dat daarin het zaad van een nieuwe omgang al wordt uitgestrooid. Dat daardoor een nieuw verstaan van God kan opbloeien. Vaak wordt wel gezegd dat het geloof een steun is bij de moeilijkheden in het leven. Dat is ook wel zo. Maar meer nog geldt het omgekeerde. Dat in de moeilijkheden van het leven een nieuw godsverstaan kan ontwaken. Een nieuw verbond tussen een mens en zijn God. ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? Als je dit zegt is dat een paradox. Je roept hem aan die er niet is. Maar door het te zeggen is hij aanwezig.
Dit wordt verwoord in die eenvoudige woorden waardoor het avondmaal, zoals het wat zwaarwichtig heet, wordt ingesteld. En let eens op hoe eenvoudig dit verwoord wordt: ‘Hij nam een brood’, terwijl ze al aten. Hij sprak een zegenbede uit en brak het. En dan maakt hij van dit gebaar een symbool: hij brak het en zegt dan: dit is mijn lichaam, dit brood. Je kunt ook zeggen: zoals het brood gebroken wordt, zo wordt ook het lichaam gebroken. Zo vaak, zo veel te vaak. Zo kwetsbaar is het leven. Maar door zo de kwetsbaarheid te gedenken komt een nieuwe band tot stand met wat we zien als het mysterie van ons bestaan. Het leven is schoon èn het kan heel afschuwelijk zijn èn het is schoon en het is schoon.
En met dit laatste wil ik afsluiten.
Amen