‘Mijn God’

Psalm 38: 22 – 23a
Jesaja 65: 17 – 19, 23 – 25
1 Tessalonicenzen 5: 12 – 24

‘Mijn God’ 

Gemeente,

Er wordt door remonstranten een reclamecampagne gevoerd. Het kan u niet ontgaan. Posters spreken mensen aan op stations, in advertenties in de krant. ‘Mijn God dwingt me tot niets’. En nog een aantal uitspraken. Vandaag wilde ik er iets van zeggen. Maar ik word ingehaald door de campagne. Gisteren in de krant, pagina-groot:  ‘Mijn God laat me zelf denken’. Eergisteren een artikel van Tom Mikkers.

Wat moet ik nu nog zeggen?

Ik had drie reacties gekregen op de campagne. Dan laat ik een lovende reactie achterwege. Ze kwamen niet uit de kring van onze gemeente. Ze waren ook niet van remonstranten. Eén ervan kwam van iemand die trouw mijn preken leest op de website. Ja, zo iemand is er. En ze klopt snel aan als een preek niet direct wordt geplaatst. Dan moet ik opschieten.

‘Mijn God’. Kun je zo wel over God spreken? Dat is de vraag. Stijgt God niet uit boven al het persoonlijke gedoe? Een andere reactie. Wordt in deze campagne wel verbinding tussen mensen gelegd? Ik proef een wij/zij denken. Eigenlijk is ‘mijn’ God beter dan die van anderen. En dan:  Past deze campagne eigenlijk wel bij remonstranten? Als ik remonstranten bij elkaar zie, dan zie ik andere mensen. Loopt het reclamebureau niet ver voor de troepen uit?

Mijn reactie was aanvankelijk: neem het niet zo ernstig. Ja, dit is een reclamecampagne. Het gaat erom aandacht te winnen. Doen we veel te weinig. Wie weet er nu nog wie remonstranten zijn? We zitten nog steeds in onze schuilkerken. Eigenlijk zijn alle kerken schuilkerken geworden. En natuurlijk doet God niet aan dogma’s.

Neem het een beetje speels!

Toch is het wel aardig om er wat langer bij stil te staan. Kun je wel zeggen: Mijn God doet dit, en niet heimelijk denken: de jouwe niet? Bij een reclamecampagne is dit toch de bedoeling? Maar is God een product, is geloof een artikel waarvoor je de boer op moet? En is dit remonstrants?

Goed.

Hoe dan?

Zou je de uitspraken ook anders kunnen bekijken? Niet polemisch? Waarom zou je het vergelijken er zo nadrukkelijk bij halen? Door het ‘mijn God’? Maar als iemand zegt: ‘Mijn God laat mijzelf denken’, kan daarin niet het diepe vertrouwen van iemand worden uitgedrukt? En alleen maar dit? Jij mag denken zoals jij wilt. Dat is jou gegund. Een inzicht dat niet de intentie heeft om te willen vergelijken. Als iemand iets wezenlijks wil zeggen wat hem ter harte gaat, dan kan dit toch gezegd worden zonder met een ander in discussie te gaan? Zonder de bedoeling te hebben om zichzelf centraal te stellen? Eenvoudig als uiting? Daarbij hoef je niemand te overtuigen.

Eerder wil je een ander uitnodigen hetzelfde te doen. Wat zou jij willen zeggen? Wat is wezenlijk voor jou? Een dominee op de kansel doet toch niet veel anders?

Er komt heel veel op de toon aan. Je kunt jezelf snel overschreeuwen. Ook in zo’n campagne. Maar dat kan de dominee op de kansel ook. Ook hij of zij kan te veel zeggen of te hard zeggen en weggaan bij wat hijzelf, zijzelf ondervindt. Als hij niet meer luistert naar het eigen innerlijk. Te veel de nadruk legt op het moeten of op het gezag van de traditie, van de kerk of op de eigen liefhebberijen. Het is een grote kunst om te voorkomen dat je jezelf overschreeuwt. Of dit in deze campagne lukt, weet ik niet. Maar waarom zou je het niet mogen proberen?

‘Geloven begint bij jezelf.’ Dat probeer ik hiermee toch te zeggen. Toch voelt deze one-liner ook ongemakkelijk. Begint het bij jezelf? Het ongemakkelijke van het subjectieve. Wordt in een geloofsgemeenschap niet iets anders gezocht? Het is de tijdgeest dat die het zo zegt.

‘Alles wat van boven wordt gezegd, komt van beneden.’ Hierin wordt hetzelfde gezegd. Het is niet onwaar. Maar het is een beperkte waarheid.

Het begint bij jezelf. Is dat nu zo?

Ben je in dat geval niet met de buitenkant bezig? Dan denk je: het is allemaal mensenwerk. En dat is het, het is allemaal mensenwerk. En het is goed om dit te zeggen. Want zeg je dit niet dan ga je binnen de kortste keren vertellen hoe het hoort en hoe het zit. Het benadrukken van het persoonlijke is zo belangrijk om de vermeende autoriteit kwijt te raken.

Maar als je dan binnen bent, niet meer met de buitenkant bezig bent, dan wordt de beleving vaak een andere. De beleving is dan dat er jou zoveel geschonken wordt, het leven, het geloof, de goede omgang met je medemensen. Je moet er wel een heleboel voor doen, het gaat allemaal niet vanzelf. Maar je kunt je overgeven aan iets wat jou roept, dat groter is dan jezelf, dat jou omgeeft.

Als je dat ontdekt, begint het dan met jezelf?

Mijn God’. Wanneer zeg je dit eigenlijk?

Ik heb het in de nieuwe bijbelvertaling opgezocht. Alle plaatsen waar gezegd wordt ‘mijn God’. 173 resultaten.  En van deze 173 wordt heel vaak God aangesproken. Overigens niet altijd, precies zoals op de posters. Je kunt ook over ‘mijn God’ spreken.

Maar als God wordt aangesproken dan gaat daarvan iets intiems uit. Iemand spreekt met zijn God. Dan wordt er bij uitstek verbinding gemaakt. Het is heel persoonlijk en tegelijkertijd vol overgave.

De allereerste keer in de bijbel gaat het om de verzuchting van een mens. Het gaat om Abram: Hem wordt terwijl hij al zo oud is een belofte gedaan. Er zal een groot volk uit hem voortkomen. Dan reageert hij: ‘mijn God wat voor zin heeft het mij te belonen? Ik zal kinderloos sterven.’ (Gen. 5: 2). Het is de reactie van iemand die je geen mooie praatjes moet verkopen. Iemand die niet in mooie beloften geloofd.

Eigenlijk is dit wel leuk. De eerste keer dat de woorden ‘mijn God’ klinken, wordt God tegengesproken en wordt hij aangesproken op de realiteit van het leven. Als je te oud geworden bent om nog kinderen krijgen dan helpt daaraan niets, zelfs geen God.

Dit zegt Abram. Maar hij blijkt zich te vergissen. Er komt toch een kind. Of dit nu zo leuk is voor het kind is een vraag waarmee we ons maar niet bezighouden. Dan redeneren we te ver door. Het gaat om het beeld, en om het onmogelijke van dat beeld. Net als het samenzijn van de wolf en het lam, waarover we net ook gelezen hebben. Ook iets onmogelijks.

Maar ook een mooi beeld, een plaatje uit een kinderboek.

Daarop moet je niet rationeel ingaan. Want dan verdwijnt het plezier. Het is net als hier in Alkmaar. Het is eigenlijk onmogelijk om een nieuwe voorzitter voor de kerkenraad te vinden. En dan gebeurt het toch. Zoiets. Mijn God.

Ook daarover moet je niet door redeneren. Aanvaard het, het is er.

De eerste keer dat de uitdrukking in de vertaling voorkomt gaat het om een protest tegen God. God wordt aangesproken.

Van die 173 vinden we 50 keer in de psalmen en telkens wordt hier God aangesproken. Daarvan gaat een geweldige intimiteit uit. Het is als een gebed. Er wordt vertrouwen uitgedrukt, en een roep om hulp. Een mens roept zijn God aan. Het is de persoonlijke omgang met God.

Het meest schrijnend is het moment dat er geen antwoord komt. Zo intiem en tegelijkertijd zo ver weg. ‘Waarom hebt u mij verlaten?’ Psalm 22. Het meest intieme en het meest onmogelijke. Er komt geen antwoord.

Onder die posters op de stations ligt dit verborgen. Gods nabijheid wordt erin uitgedrukt. Heel persoonlijk. Al die parmantige uitspraken drukken één ding uit. ‘Mijn God laat mij niet in de steek’. Daarmee kan het geloof worden uitgedrukt, denk je dan. Maar ook dat is oppervlakkig. Want hij kan dus wel weg zijn. ‘Mijn God … U blijft ver weg en redt mij niet.’ De psalm (Ps. 22: 2). Dat is het waarom het gaat. De intimiteit waarin je er alleen voor staat. Dan roep je uit: ‘Mijn God, laat mij niet in de steek’.

Wat er dan gebeurt zegt de profetie van Jesaja. Het onmogelijke gebeurt. De wolf en het lam komen samen. Een leeuw en een rund eten allebei stro.

Niemand doet kwaad. Ook alweer iets zo onwerkelijks.

Tussen al die onmogelijkheden staat er één die je naar de keel grijpt. ‘Zij zullen geen kinderen baren voor een verschrikkelijk lot.’ Dat was in Jesaja’s tijd dus een realiteit. Het besef dat kinderen worden geboren, terwijl hen niets goeds te wachten staat. Dan roept de profeet het onmogelijke op. Dat gebeurt niet meer. Dit is de wens die diep in ons verscholen ligt. Geen geweld meer. Die wens heeft met God te maken. Misschien is het de stem van God. De stem die door ons in het ‘mijn God, mijn God’ wordt aangeroepen.

Iemand die op deze manier met God omging, was Etty Hillesum. Zij sprak God aan met ‘mijn God’. ‘Mijn God’. Zo heel persoonlijk. In de oorlog. En ze besefte heel goed wat er om haar heen gebeurde.

Dit mag je lezen onder de one-liners op de stations en in de kranten. Er zijn vreselijke realiteiten die achter deze spreuken verborgen liggen, achter ‘mijn God kijkt niet op mij neer’, mijn God trouwt homo’s’. Het geloof wil het daarbij niet laten. Wil het onmogelijke laten doorschemeren in het leven. Wil het leven veranderen. Zo gaan we naar het kerstfeest toe.

Ook weer zoiets, opnieuw een onmogelijkheid?

Amen