‘Een mantel van liefde’, 14 januari 2018

Psalm 96: 1 – 3, 11 – 13
Matteüs 1: 1 – 11, 14 – 15
Handelingen 18: 24 – 26; 19: 1 – 7

Gemeente,

Waar staan we aan het begin van het nieuwe jaar? Een jaar heeft zo zijn eigen ritme. En dan bedoel ik het ritme van de feestdagen. Kerst, Pasen, Pinksteren. Eens was dit nog veel meer uitgewerkt. Hoeveel heiligendagen waren er niet toen religie het leven bepaalde?

Nu beperken we ons. Eerst is er de kerstperiode: de verwachting van het feest, dan het kerstfeest zelf, het feest van een hemels licht dat over de aarde straalt. En dan begint weer het gewone leven. Begin januari. Nu dus. Waarom gaat het vandaag? Het accent vandaag ligt op de werkzaamheid van het kind zo even nog geboren werd, op het begin van zijn werkzaamheid: Het koninkrijk is nabij. Opnieuw scheurt de hemel open, er klinkt een stem uit de hemel – symbolische taal. Er daalt een duif neer, de geest. Een soort klein-Pinksteren. Een korte periode. Want dan komt alweer Pasen in zicht.

Het leven wordt zwaar en gevaarlijk. Dit noemen we de passietijd: het lijden. Er wordt een last op de schouders van het kind gelegd. Dan met Pasen wordt dit in één klap opzij gezet. Het lijden en de zwaarte hebben niet het laatste woord. Ze worden weggenomen. Daarop treedt er rust in alsof dit alles verwerkt moet worden. Tot Pinksteren. Daarop volgt er iets dat eigenlijk een herhaling is van dit moment van vandaag: de gave van de geest. De geest werkt onder ons en de geest werkt in ons. Daarvan is vandaag gelezen. Over de duif die in een hemels licht verschijnt en over de stem die klinkt en zegt: Jij bent mijn geliefde.

Het wordt allemaal uitgedrukt in symbooltaal. We hebben geen andere taal om zulke dingen te zeggen, om te zeggen: de hemel houdt van jou. Dat is de gave van de geest. Of een mens daarvan nu enthousiast wordt of bozig: wat een onzin. Dat doet er niet toe. De hemel houdt van jou en zo is het koninkrijk nabij.

Vandaag valt daarbij de aandacht op Jezus van Nazareth en met Pinksteren wordt dit tot ieder uitgebreid.

En daarna, verder de zomer en het najaar in kun je met dat gevoel leven, of je laat het wegebben. Soms kom je in net zo’n diepe put terecht als Jezus van Nazareth tijdens de passietijd, soms is het maar een klein kuiltje onderweg, een loszittende stoeptegel.

Daarna begint de hele cyclus weer van voren af aan. Dan leef je weer toe naar het kerstfeest. Dat is het kerkelijk jaar. Jaar in, jaar uit. Zo wordt je ingewreven: het koninkrijk is nabij. Leef toch vanuit dit besef.

Goed, vandaag. Jezus aan de Jordaan. Hij laat zich onderdompelen door Johannes de Doper. Hij voldoet aan de opdracht die Johannes uitroept. Het is het ritueel om het oude achter je te laten, afscheid te nemen van je oude ik, om dag te zeggen tot al het stof en de ruis van je leven. Ook Jezus van Nazareth ondergaat dit ritueel van Johannes. Daarmee toont hij zich toch eigenlijk een leerling van Johannes. Hij ondergaat de rituelen waarmee Johannes werkt.

Je kunt dan merken dat bijbelschrijvers daarmee moeite hebben. De meester kan toch niet onder de mindere staan? Marcus vertelt nog dat Jezus wordt gedoopt. Maar de evangelist Johannes slikt dit in. Dat is kennelijk een stap te ver voor hem. Jezus kan toch geen leerling van Johannes zijn? Wel vertellen de evangelisten dat Johannes iemand aankondigt die na hem komt, die groter is dan hij. Zo brengen zij de verhoudingen weer op orde.

Maar het is wel opmerkelijk dat er aan het begin van het optreden van Jezus twee geestelijke leiders staan. En dat er werd geworsteld met de vraag hoe die twee tegenover elkaar staan. Ik kom er nog op terug.

Nu maken we een stap. Eerdere jaren heb ik over deze doop aan de Jordaan verteld. Het komt immers elk jaar terug. We gaan nu verder, verder ook in de tijd. Overigens ook weer niet teveel: twintig jaar? Paulus de apostel trekt rond in Klein-Azië, nu Turkije. Hij heeft Jezus nooit gekend. Hij is wel onder de indruk van hem geraakt. Hij is overvallen door een religieuze ervaring, zeggen we tegenwoordig. Hij is van zijn stuk gebracht. En tot inkeer gekomen. Daarop is hij gaan ijveren voor de beweging rondom de leerlingen van Jezus van Nazareth. Deze beweging werd toen ‘de Weg’ genoemd. Ze werd nog geen kerk genoemd, geen Christenheid. De verhalen van dat eerste begin vindt u in het boek Handelingen, waaruit we net gelezen hebben. ‘De Weg’ is één van de vroegste aanduidingen voor de kerk. Een naam die het niet heeft gehaald. Dat gebeurt dus ook.

Dan wordt daar iets opvallends verteld. Daar in Klein-Azië werkt nog een man die net als Paulus onder de indruk van deze Jezus-beweging is gekomen. Net als Paulus heeft hij waarschijnlijk Jezus niet ontmoet. Maar ook hij schaart zich bij deze jonge beweging. Hij heeft daarin onderricht gekregen. Het is zo jammer dat je niet weet waardoor hij wordt aangetrokken.

Je moet je voorstellen dat al deze verschillende stromingen nog behoorden tot het jodendom van die tijd. Deze mensen spreken in de synagoge.

Zo ook deze Apollos. zo heet hij. De man is onderlegd. Hij doet het niet onaardig. Hij spreekt geestdriftig, maar hij zet bovendien zijn woorden heel zorgvuldig uiteen. Toch, toch is er iets. Hij blijkt tot de leerlingen van Johannes de Doper te behoren en hij kent alleen maar de doop van Johannes. Apollos komt uit Alexandrië. Daar woont een grote joodse gemeenschap en kennelijk ook een stroming van leerlingen van Johannes. Wat Apollos van Jezus hoort voegt hij daarbij. Nu in Klein-Azië, in de stad Efeze aan de westkust. Maar het is niet precies hetzelfde als wat Paulus vertelt. Het gevolg is dat twee leden van de gemeenschap in Efeze met een bijspijkercursus komen en zij leggen hem uit wat deze stroming van de Weg nu precies betekent.

Dan gaat Apollos verder naar volgende steden. In pais en vree neemt hij afscheid van de mensen in Efeze. Eind goed, al goed zou je denken.

Maar dan komt Paulus in Efeze. En hij vraagt door. Hebben jullie dan ook de heilige Geest ontvangen toen je te aansloot en je het geloof aanvaardde? vraagt hij de nieuwelingen. Nee, we hebben zelfs nog nooit gehoord van een heilige Geest. Ze kenden alleen maar de doop van Johannes. Na wat uitleg laten zij zich in de naam van Jezus dopen en zij ontvangen de heilige Geest. Het is een opmerkelijk verhaal. Ook omdat die eerdere bijspijkercursus kennelijk niet voldoende geholpen heeft. Eigenlijk wordt er twee keer verteld dat er een prediker was die wel binnen de Jezus-beweging stond, maar die afweek van Paulus’ opvattingen. En deze man wist bovendien ook mensen voor zijn zaak te winnen. 12 mensen. U ziet om grote aantallen ging het niet.

Waarom vertel ik dit nu? Is het zo relevant? Het is best leuk om te laten zien dat die vroege christelijke kerk zo eenvormig niet was. Jaren na de doop aan de Jordaan blijken er nog altijd stromingen van leerlingen van Johannes te zijn. Sommige daarvan, in ieder geval Apollos, komen dan in christelijk vaarwater terecht, en dan nog maar nog half begrepen. Maar er is nog iets anders.

Wanneer Paulus daarna in Efeze komt weet hij de zaak bij te sturen. Daardoor ontvangen ook deze mensen de heilige geest. Ze worden nu gedoopt in de naam van de Heer Jezus en ze beginnen ze in klanktalen te spreken en beginnen ze ook te profeteren.

Wij als nuchtere mensen komen dan toch in de verleiding te denken, had je het nu niet bij die eerste doop kunnen houden? Wat moeten we met al dit enthousiasme? Wat moeten we er ons bij klanktalen voorstellen? Misschien een zingen door elkaar? Misschien spreken door elkaar? Is dat de gave van de heilige Geest? Toch opmerkelijk dat onze kerken eigenlijk alleen het ritueel van Johannes hebben overgehouden. Ja we dopen in naam van de heilige drie-eenheid, maar het ritueel is dat van de doop met het water. Het ritueel van Johannes. Dat is opmerkelijk. Die gave van de heilige geest waar is die gebleven?

En als dan nu weer terug keert naar het verhaal aan de Jordaan bij de evangelist Matteüs, dan kun je in dat verhaal die discussies in Klein-Azië teruglezen.

Wanneer Johannes met water doopt vraagt hij de mensen het verleden van zich af te spoelen, al het kwaad dat is gebeurd, het kwaad ook dat zij teweeg hebben gebracht in hun leven. Daarvan laat hij hen afstand doen. Hij vraagt ze om opnieuw te beginnen. Een nieuwe start. Het lijkt wel het ingaan van een nieuw jaar. Hij vraagt om omkeer.

Maar daarnaast is er nog iets anders nodig en er gebeurt nog iets anders. Zo begrijp ik dit verhaal. Jezelf schoon­maken, leeg maken is maar een eerste stap. Er moet iets anders gebeuren, iets positiefs. Dat is de gave van de geest. In het boek Handelingen wordt er gesproken over de klanktalen klanktalen. Het enthousiasme daarvan begrijp ik. In Marcus wordt het net iets anders gezegd: Als de hemel openscheurt klinkt het: Jij bent mijn geliefde, in jou vind ik vreugde. Het woordje zoon heb ik maar even weggelaten. Dat leidt af. Het is de gave van de geest dat zoiets wordt gezegd. Het is de doop met de geest. En misschien kun je het wel omkeren: als zoiets wordt gezegd: ‘Jij bent mijn geliefde’, dan scheurt de hemel open. Dan wordt een mens opgericht. Dan gaat de muziek klinken. En dan kun je er tegen om een heleboel negativiteit te weerstaan. Er wordt een mantel van liefde over je uitgespreid. Dat is de doop die Jezus onderging daar aan de Jordaan, de doop die hij verder geeft.

Het is ook het nieuwe verbond waarvan sprake is bij de tafelviering. Dit is een klein-Pinksteren. De inhoud daarvan is: God is nabij, hij omgeeft je met zijn liefde.

Nou, wanneer je zoiets zegt dan ben je toch eigenlijk ook aan het profeteren en klanktalen aan het spreken? Zo gek werd het daar in Handelingen dan weer niet gezegd.

Amen