‘Het licht in de stal’, kerstfeest, 25 december 2017

Jesaja 52: 7 – 10
Lucas 2: 1 – 20

 

“… en de einden van de aarde zien hoe onze God redding brengt.” Zo eindigt het stukje van de profeet Jesaja. Het kan voor niemand verborgen blijven. De bevrijding. En hoe doet deze God dat? Je moet wel zeggen, steeds anders. Door terug te keren naar het heiligdom, zegt Jesaja. Door weer liederen te zingen waardoor zijn naam wordt groot gemaakt. En nu op het kerstfeest? Doordat er een kindje geboren wordt. Door mensen iets te geven om voor te zorgen. Iets kleins en teers. Kwetsbaar leven dat je wordt aangereikt, toevertrouwd.

We zouden kunnen denken: we vieren met het kerstfeest iets dat pas later tot ontplooiing komt, iets dat uit dit kindje groeien zal. Een belofte, voor straks. Nee, nee, ook dat, maar dat slaat op later. Nu, hier is er het kindje dat slaapt in de kribbe en waarover mensen zich ontfermen. Zo zal God ons redden. Hij geeft ons iets in handen waardoor we worden ontroerd. Een nieuw begin van leven.

En weg is daarbij de grote wereld, weg is de politiek. Alles wordt op afstand gezet. Hier gaat het om de moeder en haar kindje. En om de vrede die dit bewerkt.

Dit vieren we met het kerstfeest. Daarvoor komen we allen tezamen. En zo brengt God redding. Een geboorte. Zo aards en zo hemels, zo dagelijks, zo door en door wonderlijk en bevrijdend.

Redding waarvan? Zulke zinnetjes als ‘God redt’, en zeker ‘Jezus redt’, zijn niet de meest populaire onder remonstranten. Redding waarvan dan?

Ik zou zeggen: redding van al de dingen die onze betrokkenheid op het pasgeboren kind schade kunnen toebrengen. Dan denken we weer snel aan die grote wereld. Maar plaats die toch nog even op een afstand. Die wereld komt wel weer, onherroepelijk, maak je daarover geen zorgen. Die grote wereld zal je overigens geen redding brengen. Wees nu even hier met dat kind. Wat ons schade kan toebrengen zijn al die dingen waardoor het ons niet lukt om werkelijk hier te zijn. Omdat je zo in beslag genomen wordt door andere zaken. Precies door die wereld daar buiten je, die je met je meedraagt. De last op je schouders en de last in het hart. Die mag je parkeren en je mag er later op terug komen. Het loskomen daarvan is je redding. Die wordt je geboden bij het kijken naar zo’n klein kind.

Wat bemerk je dan? Ontroering en verwondering.
Ontroering en verwondering redden de mens.
Het is de wijze waarop onze God redding brengt.

Laten we een verhaaltje vertellen. Er wordt ergens een kind geboren. Zomaar ergens. Het gaat niet om Bethlehem of om Maria en Jezus. Er wordt een kindje geboren. Maar het wordt geboren in een land en een stad waar het niet veilig is, waar er wordt gevochten. Wat doen dan de mannen rondom het kindje en de moeder, de familie? Ze zullen proberen een kring te vormen om het kindje om het te beschermen en als het moet en ze zien daartoe de kans dan zullen ze ervoor vechten.

Het meest kwetsbare, meest kostbare wat ze hebben zullen ze verdedigen. Noodgedwongen. Het moet wel, het kan niet anders. Vanaf een afstand zie je dan wat er met die mannen en vrouwen gebeurt. Ze zullen een muur optrekken als het mogelijk is en ze zullen zich gaan pantseren, wapenkleding aantrekken. Ter bescherming. Dat is nog uiterlijk. Maar van binnen zullen ze dit ook doen. Ze zullen zich innerlijk sterk maken. Innerlijk verharden. Ze zullen de anderen die gevaarlijk zijn tegenhouden en buitensluiten. En op den duur is het niet meer het kind waarop ze gericht zijn, maar de verharding en het gevecht. Deze gaan een eigen leven leiden. Niemand weet meer waarom het begonnen is. Lang nadat het kind al weg is, zullen ze daar nog staan. Zo gaat het in onze wereld.

En het kindje? Een paar dagen geleden stond er een foto van zo’n kindje in de krant. En nu is het geen verhaaltje meer. Hoe oud was het? Vier maanden? Met één oog kijkt het de wereld in. Met zo’n blik waarmee kleine kinderen van een paar maanden kunnen kijken. Onderzoekend, verwachtingsvol. Indringend en nieuwsgierig. Alleen maar kijken. Het kindje ziet er tevreden uit, gevoed. Het heeft een speen in de mond. Maar het andere oog is beschadigd. Nog niet eens zo ernstig, zo lijkt het. Eerst denk je dat het een blauw oog heeft. Maar is het zo? Nee, zo is het niet. Het komt door oorlogsgeweld, door een splinter van een granaat of zo. Zou het nog goed komen? Zou het nog genezen? Uit het oog, waarmee het je aankijkt, spreekt nog de open blik, daaruit blijkt nog niets van angst, pijn of boosheid. Het hemelse spreekt er nog uit. Dat indringend nieuwsgierige. Het stelt je een vraag: wie ben jij?

Hoe lang zal dit kindje nog zo kijken?
Hoe kunnen wij het hemelse dat zich zomaar in onze wereld voordoet, beschermen?
Nooit helemaal. Kinderen moeten hun ervaringen opdoen, kapotte knieën krijgen, butsen oplopen. Maar wel zo dat het in contact blijft met zijn gevoel van veiligheid. Maar als het geweld teveel wordt?

De geboorte van Christus – Houtsnede van Dirck de Bray (1635 – 1664) – Collectie Rijksmusem, Amsterdam

Ik heb het plaatje van de Dirck de Bray afgebeeld op de voorbladzijde van de liturgie. Rondom het hoofd van Maria is een stralenkrans getekend, rondom het lichaam van het kindje ook. Wel even goed kijken. Natuurlijk een stralenkrans zul je zeggen, zo worden heiligen afgebeeld. Het gaat toch om Maria en het Christuskind? Maar dat is te technisch. Keer het om. Ga er vanuit dat uit het kindje dat daar ligt licht straalt en ook vanuit Maria dat naar het kindje kijkt. Beide stralen, beide stralen een hemels licht dat de ruimte vervuld. Beide wekken in elkaar dat licht. En daardoor zijn zij heilig. In die volgorde. Dit geldt voor alle kinderen, en voor alle mensen die erom heen staan, waar ook. Natuurlijk ook de zon verlicht het tafereel in de stal. Dat zie ik ook wel. Maar het licht van Maria en van het kind is een eigensoortig licht, dat de door de zon verlichte stal nog weer een extra dimensie geeft. Het is de betrokkenheid van de moeder op het kind. Dat geeft die extra dimensie.

In dit licht, in de geboorte van dit licht wordt de Christus geboren. Niet alleen het kindje is van dit licht de bron, ook Maria. Die twee versterken elkaar. Ook door Maria wordt de Christus geboren. En overal waar dat licht schijnt. Nog steeds. Waar je dit licht kunt herkennen, daar wordt de Christus geboren.

Wij vieren het hier in de kerk, het kerstfeest. Dit is geen verjaardagsfeestje. We vieren dat in het donker van de tijd het licht geboren wordt, het Christuslicht en dat dit steeds weer gebeurt. Dat vieren wij. Bij de kaarsjes van de boom, de kaarsjes in de luchters en bij de geboorte van een kind.

En ik weet best dat ik nu wat al te romantisch over pasgeboren kinderen spreek. Ook weet ik heel goed dat een geboorte niet altijd romantisch is. Maar als het de ouders vergund is dat zij na de geboorte tot rust komen dan is daar dit licht zichtbaar – en dat is nodig want er zullen straffe maanden aanbreken van gebroken nachten en wat dies meer zij. Maar de kracht om deze uitdaging aan te gaan wordt ontleend aan dit kleine wonder, dat dit licht in de wereld brengt.

De geboorte van het kind, de ontroering en de verwondering doen in ons de ontferming ontstaan. Deze ervaring geeft ons de kracht om al datgene wat we daarnet nog geparkeerd hebben, al datgene dat ons in beslag neemt, om dat te dragen en het de kleur te geven van het licht bij de geboorte Dat is het Christuslicht.

Zo redt God de wereld. En we kunnen het zomaar ervaren.

Amen