‘Hoogte- en diepte-ervaringen’, 13 maart 2016

Psalm 139: 4 – 14
Marcus 14: 32 – 42

 

Gemeente,

Ze zijn de vorige keer de berg opgegaan, drie leerlingen van Jezus. Ze hebben daar de ervaring van hun leven gehad. Het meest sublieme, heilige wat ze zich konden voorstellen. Ze hebben daar het voorbeeld van hun leven gezien in gesprek met andere hooggeschatte gidsen en goeroes. Jezus in gesprek met Mozes, de wetgever, leider van het volk, politicus, en met Elia, de profeet, de criticus, degene die de politiek de wacht aanzegt, die voor rechtvaardigheid opkomt. En waarvoor staat Jezus? Een nieuwe wet? Nieuwe rechtvaardigheid? Liefde hebben zijn leerlingen er later van gemaakt. En dat kennen wij nog in de spreuk: ‘in alles de liefde’. Maar het meest belangrijke is dat deze drie met elkaar in gesprek staan. De één gaat niet boven de ander. Ze houden rekening met elkaar. Ze hebben elkaar nodig om niet in eenzijdigheden te vervallen. Dit tafereel wordt door een hemels licht omgeven. Dit samenzijn willen de drie leerlingen Petrus, Johannes en Jacobus bewaren. Het is de vrede op aarde. Het leven zoals het bedoeld is. Daar op de berg willen ze een permanente vestiging van dit tafereel bouwen: een tent voor Mozes, een voor Elia en een voor Jezus. Naar dit tafereel zouden ze altijd wel willen kijken. Vastleggen als op een mooi schilderij.

Dat gaat niet. Ook sublieme ervaringen trekken voorbij. Er komt een wolk. Het hele tafereel wordt verborgen. Er klinkt nog wel een stem. Deze zegt om op deze Jezus te letten, naar hem te horen. Want hij vertegenwoordigt God, is de erfgenaam, de zoon. Hij laat zien wat God betekent.

Dan dalen ze de berg af, het gewone leven tegemoet. Ze moeten deze ervaring op de berg maar bewaren in hun hart. Er uit leven. En er niet mee op te koop lopen.

Wat doen ze er mee, deze drie?

Moeten zij representant worden van wat ze gezien hebben, representanten van het gesprek tussen de wet, de rechtvaardigheid en de liefde?

En nu, bijna helemaal aan het eind van de rit, tegen het einde van het evangelie, worden deze drie leerlingen opnieuw uitgenodigd om mee te gaan met Jezus, Petrus, Jacobus en Johannes. In volstrekt andere omstandigheden. Terwijl zij op de berg hun ogen uitkeken, willen ze nu het liefst hun ogen toedoen. Ze willen wel luisteren naar die stem om naar Jezus te horen, en zijn hem ook wel trouw, ze gaan met hem mee, maar ze sluiten toch liever de ogen voor de consequenties van de levensweg die hij gaat. Ze zijn er niet bij.

Dit is het verhaal dat de evangelist Marcus vertelt aan de hand van deze drie mensen. Zij zijn getuige van twee diep insnijdende gebeurtenissen. Hoewel zijn ze werkelijk getuige die laatste keer? Het gaat om een topervaring en een diepte-ervaring. En deze twee horen kennelijk samen. Daarover gaan we zo verder.

Eerst iets anders.

We leven niet in een makkelijke tijd. En niet in een gemakkelijke wereld. Een verwarrende tijd. Een tijd waarin betrokkenheid botst met eigenbelang en onverschilligheid. Nu is waarschijnlijk geen enkele tijd gemakkelijk. Maar op de een of andere manier ervaren we de betere tijden dikwijls achter ons en de moeilijke voor ons. We weten niet wat er op ons af komt en waar het naar toegaat. Dat doet ons het ergste vrezen. We weten hoe het verleden is geweest. Vaak was dat verschrikkelijk. Maar dat is geweest, het hoeft ons geen schrik meer aan te jagen. Ze doen ons niet meer de adem inhouden. Het verleden is veilig. De toekomst is onveilig. Die onzekerheid leidt tot verdeelde reacties. Ze leidt ook tot heel angstige reacties. Die zelf ook weer angst aanjagen: bedreigde wethouders, gemeenteleden, burgemeesters.

Hoe stel je je op als je in omstandigheden komt die alles behalve rooskleurig zijn. Wat doe je dan? Hoe hou je het visioen vast dat je eens hebt gezien? Het visioen van een vreedzame samenleving? Kun je eigenlijk wel een visioen vasthouden? Wat er dan gebeurt is eigenlijk iets heel gewoons. Hoe veel mensen zijn er niet die het geloof vaarwel zeggen, vanwege akelige ervaringen die hen overkomen. Dan kunnen ze niet meer in God geloven. Vaak klinkt er dan boosheid of onverschilligheid in hun stem door. Of kijk je weg?

Zo schildert Marcus een contrast tussen twee ervaringen, tussen wat je verwelkomt, wat je wilt vasthouden en dat wat je wilt wegduwen, maar dat toch dreigt te gebeuren.

Dit contrast kun je heel goed vanuit het gezichtspunt van deze leerlingen beschrijven. En Marcus maakt het ons niet gemakkelijk. .

Het is aan de andere kant ook wel ingewikkeld om het verhaal vanuit de ogen van die leerlingen te beschrijven. Want ze waren er wel bij in de olijvenboomgaard, maar ze sliepen. Dus wat konden ze ervan weten?

Al weer enige tijd geleden heeft Maarten ’t Hart hierover in de krant geschreven (NRC 02-04-1993).  Als pientere jongeman viel hij de dominees in zijn gemeente lastig met kritische vragen over dit verhaal. Hoe konden die leerlingen nu weten wat Jezus bad? Ze sliepen toch? De dominees – die gehouden waren om de letterlijke tekst van het bijbelverhaal te onderschrijven – werden boos. Want ze kwamen er niet uit. Maar dat konden ze niet toegeven. En dan word je boos. Het ongemak gaat dan spreken. In de katholieke wereld was het niet anders. Als je kritische vragen stelde werden de nonnen boos. En je zorgde er als klein jongentje wel voor dat dit niet gebeurde (John Caputo). De verteller van dit verhaal zegt erbij dat de nonnen van tegenwoordig heel anders zijn dan die van vroeger. Het is te hopen.

Maar als je als criticus op latere leeftijd deze argumenten nog weer zo herhaald dan val je eigenlijk in dezelfde valkuil als de strikte dominees. Het moet zo gebeurd zijn, want het staat er. Dat moet verdedigd worden of juist aangevallen.

Maar wat het verhaal wil zeggen wordt onder tafel geschoven. Dit is dat er momenten in het leven zijn, dat je een toekomst op je af ziet komen die je niet wilt, maar die onherroepelijk dreigt te komen. Dat gebeurt in ieder leven. Je kunt daarbij helemaal alleen komen te staan. De anderen slapen. Dat is de situatie hier. Het hele mooie perspectief van het visioen op de berg, van dat gesprek tussen de wet, de gerechtigheid en de liefde, dat dreigt hier kapot te gaan. En het gaat ook kapot. Dat is wat er hier gebeurt. Dit gebeurt zo vaak met de idealen die we koesteren. Ze worden geconfronteerd met een realiteit in het leven die alles op z’n kop zet. En het kan nog erger. Niet alleen slapen deze drie leerlingen. Ze zullen hem ook in de steek laten zoals Petrus deed. Maar zelfs het meest wezenlijke in het leven kan je uit handen geslagen worden. Het visioen kan je worden afgenomen Dat is het moment waarop alleen nog maar de psalmregels aangehaald kunnen worden. Mijn God, mijn God – waarom? Waarom hebt ge me verlaten?

Dit is het verhaal dat Marcus wilde vertellen. Het verhaal dat het helemaal niet zo gemakkelijk is met het visioen te leven. En dat het ook niet gemakkelijk is om dit altijd in het leven vast te houden.

Maar verdwijnt het visioen daardoor?

Of is het net een graadje sterker dan wij zijn? Is het niet zo dat op het moment waarop wij het visioen niet meer zien, het visioen ons ziet? Het moment waarop er een omkering plaats vindt? Een moment dat je niet in de hand hebt? Maar dat het je gegeven wordt? Zover is het hier nog niet. Dat is Pasen. Het is ook psalm 139. De regels die ik niet gelezen heb: “Eeuwige, u kent mij, u doorgrondt mij. … Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven.”

Als de drie leerlingen nu samen met Jezus dieper het olijvenbos ingaan is het nog niet zover. Er is de dreiging. En net als op de berg wordt er een afstand gecreëerd tussen de drie leerlingen en Jezus. Hij gaat verder en hij gaat in gebed. Gewoon een gebed zoals wij dat kennen. Er is geen hemels licht. Het is een gebed vanuit het donker, vanuit de angst. En daardoor goed invoelbaar. Je wilt niet dat het vreselijke gebeurt waarvoor je bang bent. En je hoopt, bidt dat het niet waar mag zijn. Afgelopen donderdag is de film Iris vertoond. De ontdekking van dementie bij je partner. En de man komt voor zijn vrouw op. Hij troost haar, en loopt om de hete brij heen. Maar de dokter slaat hem iedere hoop uit handen. Wat kun je dan nog doen? Hij verzorgt haar en verzorgt en verzorgt. Maar hij kan het niet aan. De liefde is er, maar het huis verslonst, ze vervuilen. En hij moet het opgeven. En dan helemaal aan het eind, als alles voorbij is dan wordt er nog even een flashback gegeven van die vrouw, nog helemaal bij de tijd, waarin ze psalm 139 citeert.

Bidden is niet je kop in het zand steken. Maar in het gebed wordt verwoord waarom het gaat. Dat wordt op tafel gelegd. En we zijn allemaal, zoals we hier zijn, oud genoeg, om zoiets wel te hebben meegemaakt in ons leven. Het is een gebed om uitkomst en tegelijkertijd een gebed van aanvaarding. In ieder geval loop je net weg voor wat er gebeurt. En misschien geeft juist dat wel de kracht om het gebeuren waarvoor je staat aan te gaan. Zo lijkt het hier te gebeuren. Kom, laten we gaan. Zo wordt de passage besloten.

Die leerlingen weten natuurlijk niet wat er gebeden werd. Want ze sliepen. Daarin heeft Maart ’t Hart gelijk gehad. Maar je kunt er wel naar gissen. Zo doet Marcus. Hij legt Jezus woorden in de mond uit het onze Vader: uw wil geschiede. Daarmee wil niet gezegd zijn dat er voor mensen allerlei zaken zijn die gewild worden door een hogere autoriteit. Het wil zeggen dat ons willen en streven begrenzingen kent en dat we soms het initiatief uit handen moeten geven. En dat we aanvaarden wat hier en nu – in deze speciale omstandigheden waarin we zijn gesteld, onze opdracht is. Dat we het leven uit handen kunnen geven – als het moment daar is.

Hierbij werkt het visioen door, niet als een helder schoon licht, maar als een kracht om het donker aan te gaan.

Dat is niet gemakkelijk. Het is wel een kunst.

Er is nog een tweede moment waarop in dit verhaal het onze Vader heen schemert. Dat is als Jezus de slapende leerlingen vraagt wakker te blijven en ook te bidden, opdat ze niet in beproeving worden gebracht. Die beproeving komt ook uit het onze Vader. En hier zien we wat dit betekenen kan. Die beproeving is de ogen te sluiten voor datgene wat er om hen heen gebeurt, voor wat er in ons leven gebeurt, in onze wereld. Om wakker te blijven. Ook al heb je geen antwoorden.

De stilte ingaan, tot jezelf komen, bidden kan je kracht geven om verder te gaan.

Wat in dit verhaal niet is verwerkt en wat in het onze Vader wordt genoemd  is het visioen waarom gebeden wordt: uw koninkrijk kome.

Amen