‘De herders en hun vuur’, Kerstmis, 25 december 2016

Lied 485
Lucas 2: 1 – 20
Johannes 10: 11 – 15

 

 

Gemeente,

Zeg eens herder, waar kom jij vandaan?

De herder komt van het veld. Daar liggen zijn schapen. Hij heeft ze achtergelaten. Waarom doet een herder dat? Hij kan toch niet zomaar de kudde in de steek laten? Het is zijn werk om over de kudde te waken. Er mochten eens wilde dieren komen. Waarom doet hij dat? Waarom doen de andere herders ook zo? Ik weet het niet goed. Ze hebben iets gezien, ze wilden het gaan nazien en wilden ervan vertellen.

Dit is het begin van het kerstverhaal.

De herdertjes lagen bij nachte
ze lagen bij nacht in het veld
ze hielden zo trouwe de wachte
ze hadden hun schaapjes geteld.

Een couplet uit een vers, heel eenvoudig. En het couplet komt prachtig overeen met het bijbelverhaal, heel bijbelgetrouw. Maar waarom moeten er eigenlijk herders zijn in het kerstverhaal? Herders en schapen, een veld in de nacht.

Er wordt een verhaal verteld en de herders en de schapen vormen het decor. Een donker, nachtelijk decor. De herders waken vanwege mogelijk gevaar. Pas als dit decor is neergezet kan verteld worden waarover het verhaal eigenlijk gaat: het dóórbreken van het licht in het donker, het doorbréken van het donker. Plotseling is er licht. En wat zegt dit licht? ‘Vrede op aarde.’ Moet het dan eerst donker zijn voordat deze boodschap kan klinken?

Vrede op aarde, wordt er gezongen in dit licht. Wordt het gezongen omdat het donker is? Om het donker te verdrijven? Het donker van onze tijd? Zoals we nog steeds zingen in het donker wanneer we bang zijn?

Er wordt nog veel meer gezegd.

En natuurlijk zegt niet het licht dit, maar een boodschapper die in het licht staat. Zo iemand noem je een engel. Hij zegt: schrik niet voor het licht. Wees niet bang.

Maar wij zijn toch juist voor het donker bang, daarin zien we toch allerlei gevaren? Daarom wordt er toch bij de kudde gewaakt? Toch, als dan plotseling het licht doorbreekt dan schrik je pas echt. Daarop heb je niet gerekend, niet in geloofd. Dan moet je wel even worden gerustgesteld. Het licht van de Eeuwige, in het donker van ons bestaan. Bestaat zoiets? En in dat licht zingen de engelen. Ze zingen God toe in de hoogste hemelen en ze zingen de aarde toe, de mensen. Ze leggen een verbinding tussen hemel en aarde: Vrede op aarde, voor mensen die God lief heeft. Ze brengen een groet, en ze leggen een band. Ze loven God en ze zeggen de mensen het goede toe. Er is altijd licht in het donker. Daarvan schrik je als je het niet verwacht en je gelooft er niet in, en plotseling is het er. Dan moet je worden gerustgesteld. Dat doet de engel. Wees niet zo bang, geloof in het goede.

De engelen zeggen ook dat de aarde niet meer dezelfde zal zijn. Er is een kind geboren dat de wereld verandert. Nu worden er een heleboel grote woorden gebruikt. Laten we maar zeggen, dat je het van dat kind moet hebben. Van een nagel lakkend klein kind.

En dan verdwijnt het visioen weer, het licht. En we blijven alleen met de herders achter. In het donker. Maar het donker is niet meer hetzelfde. De herders zijn niet meer bang. Dat licht is naar binnengeslagen. De herders zien het niet, maar ze voelen het. Dat overkomt hen daar op het veld. Ze hebben iets gezien en gehoord dat ze hun leven lang niet zullen vergeten. Dat er mensen vrede wordt aangezegd. Dat is de meest moeilijke boodschap die mensen ooit hebben gekregen. De herders waren daarvan getuige. En ze moeten het verder vertellen. En ze moeten wel gaan zien of het werkelijk zo is. Ze stralen niet als een engel, maar wel leeft dat vuur in ze. Zo zongen de engelen ook: vrede op aarde in de mensen, in de mensen – die worden liefgehad. Dit vuur, het licht en de liefde kunnen ze niet weerstaan en ze gaan op weg.

Dat is het kerstverhaal, het begin van het kerstverhaal. De wereld is niet meer dezelfde als je aangezegd wordt dat er vrede zal zijn, dat er vrede kan zijn tussen de mensen, hoe donker het ook weer wordt. En ik moet zeggen, wanneer ik naar het nieuws kijk dan ervaar ik de wereld als donker. Ik word er niet vrolijk van. Het is alsof het duister alleen maar groter wordt. Dan moet ik wel heel hard geloven. En ik vraag me af, wat moet ik doen? Kan ik iets doen? Hoe hou ik het licht brandend? Het is bijna als een stukje houtskool geworden, het vuur zit er nog wel in maar het is bijna niet meer te zien. En eigenlijk moet er geblazen worden om het vuur weer op te rakelen. Ontzettend hard geblazen. Of, je kunt ook twee van die kooltjes naast elkaar leggen, en nog meer, dan zie je ze weer rood worden. Het vuur is er niet uit.

Dat is wat de herders doen. Kooltjes naast elkaar leggen. Is het waar wat ze gehoord hebben? Is er een kind geboren? En ze gaan op pad. Waar naartoe?

Hoeveel kerststalletjes zullen er in de loop van de tijd niet zijn gemaakt? Hier staat er één afgebeeld.

De geboorte van Jezus

Het is eerder een kerstgroep dan een kerststal. Het wordt bewaard in het Rijksmuseum. Op zo’n afdruk, zeker als het zwart/wit is, valt veel weg. Kun je het kindje eigenlijk wel zien? Op de website staat het in kleur. Daar kun je het beter zien (aanklikken). Het wordt toegeschreven aan een kunstenaar uit Straatsburg, Hans Kamensetzer, ca 1470, eind van de Middeleeuwen. Maria staat heel groot afgebeeld. Jozef is ook heel groot, schuin er achter. Maar waar ligt het kind nu? Als je de blik van Maria volgt en die van de drie kleine engelen dan zie je het kind liggen op doeken op de grond. Zij zijn vol aandacht bij het kind. Maria in aanbidding en de engelen willen ermee spelen. Tenslotte zijn er twee herders op de achtergrond, voor een deel achter een gevlochten schutting. Het mooiste detail is het schaapje of is het de os – heel klein – tussen hen beide. Het kijkt ook vol aandacht over de schutting mee naar het kind dat daarop de grond ligt.

Waarnaar kijken ze? Ja, naar het kind. Maar wat zien ze? Heeft dit niet heel veel met jezelf te maken? Zie je de belofte in het kind? Dat het mag opgroeien tot een prachtig mens? Zie je in dit kind alle ellende die mensen elkaar aandoen in het leven? Zie je jezelf misschien in het kind?

En waarom kijkt Jozef zo weg van het tafereel? Waaraan denkt hij? Hij kijkt droevig. In zijn linker hand heeft hij een kaars, het licht; met zijn rechter wil hij de vlam beschermen. Kijkt hij daarom zo zorgelijk? Omdat het vuur zo makkelijk wordt uitgeblazen?

Misschien had hij dan toch beter net als Maria en de engelen naar het kind kunnen kijken. Want daarvan word je vrolijk. Dat zie je aan die engelen af. Ach, zo’n beeldengroep is ook een verhaal en er is nog veel meer aan te ontdekken. Kijk eens naar de bijzondere vingerhouding van Jozef: wat is dat?

En de herders? Zij hebben de boodschap van de engelen gehoord. Toch kijken zij niet naar het kind. Denken ze aan iets anders? Durven ze niet goed? Komen ze net aangelopen? Zijn ze nog veel te veel met zichzelf bezig, nog verward door het licht?

Wat zien zij als ze naar het kind zouden kijken? Zouden ze in hun verwarring zichzelf zien? Maar dan nog vol beloften; zichzelf zien zoals ze zouden kunnen zijn? Zouden ze in het kind de goede herder zien die zijn leven geeft voor de schapen? Hun beste ik?

God lijkt afwezig in onze wereld. Maar hij zit in het vuur dat naar binnengeslagen is. Hoe donker de wereld ook is, het licht heeft geschenen, onmiskenbaar. Daarop mag je vertrouwen. Dat is geloof. Kerstmis herinnert ons daaraan. Dat is het stukje houtskool dat gloeit. Leg je de stukjes bij elkaar dan wordt het een groot vuur. Het is het geloof in God en het is het geloof in een wereld waarin het anders kan.

Er is een heleboel cynisme in onze tijd. Dat zal ons niet redden.

Waarom herders? Dat vroeg ik me toch af? Het zal wel vanwege hun beroep zijn. Zij weten wat het betekent om de kudde te beschermen tegen het kwaad. Maar ze hebben het ook nodig om inspiratie op te doen. Om te kijken naar de goede herder. Om te weten waarvoor ze het allemaal doen, om de vrede te brengen op aarde.

Wij kijken ook naar het kind. En elk van ons kan zijn beste zelf zien. Misschien wel om het vuur te hoeden en te bewaren in tijden van storm en regen.

En hoe donker de tijd ook is. De duisternis heeft het licht niet in haar macht gekregen. Dat kan ook niet. Daarom zingen de engelen: eer zij God, eer zij God in onze dagen.

Amen.