‘Een geopende hemel – vrede op aarde’, kerstviering 25 december 2015

Jesaja 9: 1 – 5
Lucas 2: 1 – 20

Gemeente,

Kerstfeest. Hier zijn we. Een boom, lichtjes, een verhaal. Het verhaal over een reis. Een lange reis. Van Nazareth naar Bethlehem. Jozef en Maria. Ze gaan naar de stad waar de familie ooit vandaan kwam. Voorschrift. Een zware tocht voor een vrouw die zwanger is. Ruim 100 km. Bij aankomst is het druk in de stad. Nou ja stad? Een plukje dicht opeen gepakte huizen. Optimaal ontvangen worden  ze niet. Zo gaat dat. Zo gaat dat altijd.

Hoewel, geklaagd wordt er niet. Het verhaal wordt eenvoudig verteld. Het leven wordt genomen zoals het komt. Dan wordt het kind geboren. Het wordt verzorgd. Het wordt in doeken ingebakerd. En het wordt in de voederbak gelegd. Daar ligt het.

Het is de eerste episode van het verhaal. Plaats en tijd, de personen, de omstandigheden.

De tweede episode. In de buurt waren herders. Ze waakten bij hun kudde. In de nacht op het veld. Nu neemt het verhaal een wending. Nu gebeurt er iets wat in onze ogen niet kan. En omdat het niet kan wordt het spannend. Ineens – laten we zeggen vanuit het niets – staat daar een engel bij hen, een boodschapper. Daarvan schrikken die herders. Dat kunnen we ons voorstellen. Dat zouden we ook doen. Zomaar ineens staat hij daar. Wat moeten we ons daarbij voorstellen, bij een engel? Engel? Dat is een Grieks woord. De vertalers hebben het maar onvertaald gelaten. Eerst in het Latijn. Dan in alle West-Europese talen. Wisten ze er niet goed raad mee? Oorspronkelijk was engel maar een gewoon woord voor een afgezant, voor een tussenpersoon, een bode. Het kan zelfs een stadsomroeper zijn. “Er is een kind geboren!” Soms werd een bode van de goden bedoeld, de Griekse goden. Dan gaat het om een goddelijke boodschap. Die hemelse boodschappers brengen een eigenaardig licht met zich mee.

Misschien schrikken de herders daarvan nog wel het meest, van het licht dat de engel met zich meebrengt. Het is niet zo dat er een lamp aangaat of zo, maar dat er een schijnsel om hen heen is. Ze staan zelf in dat licht. Ze stralen in dat schijnsel. Dat schijnsel wordt ook wel heerlijkheid genoemd, of grootheid. Op schilderingen wordt het aangegeven met een stralenkrans.  Aura heet het tegenwoordig, een heiligenkrans. Die herders worden even heiligen. Ze staan in een heilig licht. Dat is natuurlijk iets om even de adem in te houden. Want herders zijn ruw volk. Zo herkennen ze zichzelf niet meer. Maar ze krijgen de raad om gewoon door te ademen en niet bang te zijn.

Ja, en als je in zo’n licht staat dan hoor je dingen die niet alledaags zijn. Zo horen ze de engel zeggen: Groot nieuws. In de stad is een kind geboren. Vreugde, dat spreekt. Toch de stadsomroeper?  Maar er is niet zomaar iemand geboren, maar iemand die je vrijmaakt, die je in de vrijheid stelt.

Net zoals u weten wisten de eerste hoorders van dit verhaal wel om wie het ging: Christus de heer wordt bedoeld, iemand die vrijheid brengt. En waarvan dan? Daarop kom ik nog.

Het is een verhaal steeds net naast de gewone werkelijkheid. Dat lichtschijnsel, die woorden.

De herders krijgen een aanwijzing. Een teken. Soms als er iets opmerkelijks gebeurt of wonderlijks, wordt dat als een teken gezien. Een komeet, of wanneer water in wijn verandert, als Jezus over het water loopt. Dan zeggen we: dat kan niet toevallig zijn. Toeval bestaat niet. Maar hier is niets bijzonders te zien, alleen maar iets heel alledaags: een kindje, ingebakerd in een voerbak. Dat dit een vreugdevolle gebeurtenis is, alla.  Maar dat dit een wereldschokkende gebeurtenis is. Nee, dat zie je er niet aan af.

Maar dat is precies wat hier aan de hand is. In het heel gewone, gebeurt het meest bijzondere. Zo ervaren we dikwijls een geboorte. In dit heel gewone wordt het ongewone gezien, het goddelijke. Dan wordt er op een bijzondere manier gekeken. Dat doen we eigenlijk veel te weinig. Het ongewone zien in het gewone. Versta je die kunst dan gaat de wereld er anders uitzien.

Wanneer de engel dit teken aan de herders heeft gegeven komt de wereld in dit vreemde licht te staan. Dan wordt door een heel leger engelen God toe gezongen en komt ook God in dat licht te staan. Eer aan God. Glorie. Dit is weer die lichtglans. Daarbij hoort dat er op aarde ook iets verandert, dat de aarde in een ander licht wordt gezien: vrede op aarde. Een tweeslag van hemel en aarde.

Dezelfde tweeslag vind je ook in: heb de heer uw God lief èn de naaste als u zelf. Die twee zaken horen bij elkaar. De diepgang van de liefde wordt ermee bedoeld, en de hoge vlucht van die lichtglans, van de vrede.

En als de engelen dan weer verdwijnen, terugkeren naar de hemel, als de onmiddellijke ervaring van dit gebeuren er niet meer is, dan wordt het weer donker. Maar er is nog wel de herinnering aan dit gebeuren, het verhaal.

Dit is de tweede episode. Het gaat niet meer om feitelijkheden, maar om het licht waarin onze feitelijkheden gezien kunnen worden.

De derde episode:

De herders reageren op twee manieren: ze zoeken naar een bevestiging van deze ervaring, ze gaan op zoek naar het teken; èn daarnaast gaan ze zelf de boodschap doorvertellen. Ze hebben in het licht gestaan en ze moeten er wel van vertellen. Ook al staan ze nu in het donker. Je zou kunnen zeggen: het licht leeft in hen voort. Ze vertellen ervan zodra ze het kind in de voerbak vinden. Terwijl het ogenschijnlijk donker is, terwijl ze iets heel alledaags zien, kunnen ze daar doorheen zien door de ervaring, de ontmoeting met het hemelse.

Zo worden de herders zelf als engelen. Nu niet meer stralend in het licht. Maar zij herkennen het licht in het heel alledaagse. Dat is de menswording van God.

Legende? Dit verhaal? Mogelijk. Maar daarom gaat het niet. Het gaat niet om de waarheid van de feitelijkheden. Het gaat om een waarheid waaruit je leven kunt. Voluit kunt leven, bevrijd. Dat is wat de herders in het kind zien, een belofte.

Maar is dit niet een romantisch beeld dat wegtrekt als het kerstfeest voorbij is? Ja, het trekt weer weg. Net als de engelen, de hemel in. Maar het laat ook iets na. En wat we overhouden is de herinnering en het verhaal daarover. Wat we overhouden is de warmte, de nagloed. En het besef dat je daaruit leven kunt. Dat heeft ook met een keuze te maken. Vanuit welke ervaringen willen wij leven?

Er heerst een heleboel cynisme rondom het kerstfeest. Natuurlijk vanwege de commercialisering ervan. En ook omdat het heel even iets moois op de aarde lijkt te leggen. Maar dan begint het rauwe, werkelijke leven weer. Zoiets wordt in een gedicht van Ida Gerhardt geschilderd. Daarin wordt over de kerstnacht geschreven. Ze gebruikt een mooi beeld. In de kerstnacht sneeuwt het. Op de landen is het weerloos stil. Ongerept.  Een verwachten. Er is een verlangen naar het zingen in deze nacht. Dan gebruikt ze een mooi beeld: het sneeuwt op uw geschonden aarde. Dan wordt het spannend. Wat betekent dat? Het begon zo mooi. Maar nu lijkt het alsof dat mooie alleen maar een dun vliesje is. Daaronder worden een heleboel akelige dingen verborgen. Geschonden menselijke verhoudingen. Ze worden toegedekt. Er is wel een verlangen naar menselijke heelheid. Maar het is zo moeilijk bereikbaar en het is zo ver weg. Er is zoveel akeligs gebeurd.

Als het kerstfeest alleen maar een toedekken is van de schending en de pijn van ons leven, dan wordt die mooie sneeuw op den duur alleen maar blubber. Blubber waar we doorheen moeten ploegen. Er moet iets meer gebeuren. Dat is dat je de herinnering aan de sneeuw innerlijk meeneemt, net als die herders. Net als Maria die al hun woorden in haar hart bewaart. En die herinnering komt van pas als het nodig is.

Dat kindje wordt redder genoemd. Bevrijder. Waarvan redt hij dan? En hoe redt hij? Laten we zeggen, hij redt ons van het cynisme, van alleen maar de blik richten op het negatieve. Van steeds maar de splinter zien in het oog van de ander. Staan we op die manier in de wereld dan roepen we die wereld daarmee over ons af. Zien we kerst alleen maar als een dun laagje sneeuw dan smelt het op een goed moment weg in het vuil. Kerst is meer dan dat. Het is een bemoediging. Kerstmis verandert het hart; het wijst het hart op haar oorsprong.

De uitdagingen van onze tijd zijn enorm. Het klimaat, de vluchtelingen. We hadden het fijner gevonden om ons tuintje te besproeien of om een biertje te gaan drinken. Maar zo zit de wereld niet in elkaar. Er komen dingen op ons pad. Daartoe hebben we een hart gekregen. De weerstand ertegen is enorm. Eigenlijk ontstellend groot. Dat is het lot geworden van het kind in de voerbak.

Dan hebben we een keuze. Je kunt reageren vanuit het zien van alleen maar gevaren. Die zijn er vanzelfsprekend. Je kunt reageren vanuit het cynisme. Vanuit een hart dat is toegesloten. En je kunt reageren vanuit een innerlijk dat door een lichtglans, door een belofte wordt wakker gehouden.

De boodschap van kerstfeest is niet gemakkelijk te realiseren. Het is een blijvende boodschap, jaar in jaar uit. Om het hart te verwarmen. En bedenk daarbij één ding, schrijf de mensen die zo sterk de weerstand ervaren, niet af. Ook zij horen erbij.

Amen