‘Franciscus van Assisi, over de volmaakte vreugde’, 25 oktober 2015

 

Jesaja 61: 1 – 3; 35: 5 – 7
Lukas 7: 18 – 23

 

Franciscus:

Broeder Leo, ook al doet een minderbroeder de blinden zien, ook al geneest hij de lammen, ook al verdrijft hij de duivelen, ook al geeft hij de doven het gehoor, de kreupelen de macht over hun benen en de stommen de spraak weer, en wat meer is, ook al wekt hij een dode op, die al vier dagen in het graf ligt: schrijf op dat daarin de volmaakte vreugde niet bestaat.” Dergelijke opsommingen herhaalde Vader Franciscus wel drie tot vier maal. Telkens eindigde hij met de woorden: “Broeder Leo, schrijf op dat daarin de volmaakte vreugde niet bestaat.”

Tenslotte riep Broeder Leo uit: “Vader, ik smeek u ter liefde Gods, nu toch  eindelijk te zeggen, waarin de volmaakte vreugde dan wel bestaat.”

En Sint Franciscus antwoordde hem: “Wanneer wij in Santa Maria degli Angeli aankomen, doornat van de regen en verstijfd van de kou, vol modder en gekweld door honger en dorst, en wij dan aan de poort van het klooster kloppen en de portier kwaad wordt en zegt: ‘Wie zijn jullie?’ en wij hem dan zeggen: ‘Wij zijn twee broeders van u’, en wanneer hij ons dan zegt: ‘Dat is niet waar, jullie zijn twee schurken, die de mensen altijd bedriegen en de aalmoezen van de armen stelen; maak dat je wegkomt’, en hij ons dan niet binnenlaat, maar ons tot in het holst van de nacht buiten laat staan in de sneeuw en in de regen, koud en hongerig; en wij dan al die beledigingen en die wreedheid en dat wegjagen geduldig en met gelijkmoedigheid verdragen, zonder tegen hem te morren en nederig en liefdevol bedenken dat die portier ons werkelijk kent en dat God hem zo tegen ons doet spreken…: o, broeder Leo, schrijf op dat daarin de volmaakte vreugde gelegen is…”

Gemeente,

Wie drie weken geleden in de Lutherse kerk de oogstdienst heeft bijgewoond zou kunnen denken dat we vandaag op herhaling gaan. Voor een deel is dat zo. Ik heb toen dit verhaal over Franciscus van Assisi ook voorgelezen. Het gaat om een vraag en antwoord die Franciscus aan zijn medebroeder Leo dicteert. Direct besefte ik dat hierin veel meer zit dan ik kwijt kon. Er zit iets moeilijks en weerbarstigs in dit verhaal; iets dat tegen onze manier van denken en onze manier van beleven ingaat. Franciscus kan heel confronterend zijn. Zelfs nu. Hij maakt het ons niet zo gemakkelijk om hem na te volgen. Maar het is ook zo ontzettend aardig opgeschreven.

Daarnaast raakt dit verhaal ook het jaarthema van de Remonstranten, over gidsen en goeroes. Over gidsen die soms in ons leven opduiken. Goede en slechte leidslieden. En Franciscus beschouwen wij als een goede gids. Maar gemakkelijk is hij niet. Hij wordt bewonderd. Maar wordt hij ook werkelijk nagevolgd? Zou dat eigenlijk wel kunnen? Is zijn persoonlijkheid daarvoor niet te uniek? Al heel snel na zijn dood is hij heilig verklaard. Hij had een duidelijke boodschap. Daarmee verzamelde hij leerlingen: de minderbroeders. Veel leerlingen. Zij heten minderbroeders omdat zij een leven nastreven van eenvoud, sterker nog: van armoede. Een leven zonder bezit. De Franciscanen.

De leerlingen kregen het onderling al gauw met elkaar aan de stok. Want reeds heel vroeg bleken er verschillende opvattingen de ronde te doen over wat een leven in armoede inhoudt. Op welke manier volg je deze grote inspirerende man na? Strikt, precies zoals hijzelf leefde of iets gemakkelijker?

Misschien geeft Franciscus in dit verhaal zelf wel een antwoord. Hij bespreekt met Leo de vraag wat de grootste vreugde in het leven is. Dit is bijna een moderne vraag. Deze vraag kom je zo niet tegen in de bijbel. Het antwoord is niet zo modern. Het antwoord schuurt. Maar bovenal betrekt Franciscus daarin woorden en het optreden van Jezus van Nazareth, de grote leermeester van Franciscus. Aan hem ontleent hij het ideaal van de armoede.

De woorden over Jezus hebben we gelezen. We zijn nog een stapje verder teruggegaan. Zulke woorden komen ook al voor bij de profeet Jesaja. Er is een traditie ontstaan. Jesaja had een visioen: mensen worden genezen, blinden krijgen het gezicht terug, lammen kunnen weer lopen. Jezus treedt in de voetsporen van Jesaja. Nu hoef je die woorden over Jezus niet alleen feitelijk te nemen. Ze zijn beelden, ze hebben ook een geestelijke dimensie. Het gaat niet alleen om de feitelijk verlamden, maar ook om de mensen die geen stap meer durven te zetten in het leven. Het gaat niet alleen om de werkelijk blinden, maar ook om de mensen die ziende blind zijn, mensen die zich niet meer kunnen verroeren. Het gaat niet alleen om de gestorvenen. Kijk maar eens naar het verhaal van de verloren zoon: hij was dood en is weer levend geworden, wordt van hem gezegd.

Ja, waardoor raken mensen verlamd, blind? Door de slagen in het leven, de teleurstellingen? Door eigen misrekeningen? Door niet gezien te worden, niet gehoord?

Maar dan is het toch goed, als er hulp wordt geboden? Geeft het geen vreugde om hierin van betekenis te zijn? Leeft Jezus ons dat niet voor? En Franciscus vraagt dan: als je zo kunt optreden als Jezus van Nazareth, is daarin dan niet de volmaakte vreugde gelegen? Hoor wat hij dan zegt. Juist dit vind ik zo intrigerend in dit verhaal. Hij haalt de woorden aan van zijn leermeester. Daarbij gaat het om de kern van Jezus optreden, waarin hij laat zien wie hij is en wat hij doet. En in welke traditie hij staat. Hij legitimeert zich daarin voor Johannes de Doper.

En Franciscus komt dan met een ontnuchterende opmerking. Als je dit lukt, als je zo lijkt op Jezus, hem zo navolgt, is daarin nu de volmaakte vreugde gelegen? Nee, nee broeder Leo.

Het is duidelijk dat Franciscus de relatie tussen leerling en leermeester iets anders opvat dan we misschien zouden denken. Navolging hoeft niet letterlijk navolgen te zijn. Of wellicht beter: daarin zouden we niet zo nadrukkelijk de vreugde van ons leven moeten zoeken. Want deze vreugde – zo versta ik deze tekst maar – heeft een schaduwzijde. En dat is dat je je ervan bewust bent dat je het zo prachtig doet. Het besef het heel goed te doen.

En dit zegt natuurlijk ook iets over de navolging van Franciscus. Wie zo heel graag zijn beste leerling wil zijn, is zijn beste leerling niet. Daarom gaat het. Het leerling-zijn heeft iets paradoxaals.

Dit maakt Franciscus voor mij zo intrigerend. Hij is een leerling van Jezus die de woorden van zijn leermeester oppakt en dan andere accenten durft te leggen dan zijn leermeester. Hij is iemand die voorbeelden durft te geven waardoor je denkt dat hij tegen die leermeester durft in te gaan. Dat hij een andere weg gaat. Maar gaat hij ook werkelijk tegen hem in? Gaat hij een andere weg?

Wij – in onze tijd – zijn mensen die geluk nastreven in ons leven. En we zijn mensen die pijn trachten te vermijden. Als je iets goed kunt en je hebt daarbij succes, dan ontleen je daaraan levensvreugde. Dat is ook een stimulans om door te gaan. Als je alleen maar tegenslagen moet verwerken, dan moet je motivatie wel heel sterk zijn om door te gaan. Soms gebeurt dit omdat je voor een rechtvaardige zaak strijdt. Dan geeft dit inzicht je de kracht om door te gaan. Kracht om het gevecht aan te gaan tegen instanties als je meent dat er verkeerde beslissingen zijn genomen, soms door rechters. In de loop van dat proces is er weinig vreugde te beleven. Eerder tegenwerking, misprijzen, ongeloof. Dan is er iets anders dat je op de been moet houden. Geloof in de goede zaak. Maar vreugdevol is dikwijls anders. Het kan je leven vergallen.

Bij kleinere zaken denk je dan gauw: laat maar lopen. Ik laat mijn levensplezier niet aantasten door deze kwestie. Zo belangrijk is de vreugde in het leven.

Zou dit nu door Franciscus worden ontkend?

Nu vraagt hij wel naar de volmaakte vreugde in het leven. Naar iets dat van een uiteindelijk belang is. Is dit dan niet om zo te zijn als de leermeester? Nee dus. Zoiets is gemaakt. Eigenlijk ga je je vreugde en je waarde ontlenen aan het voorbeeld dat je wordt gegeven en aan het grote doel dat je je voor ogen stelt. Je maakt je daarvan afhankelijk. Want ontleen je eigenlijk wel je grootste vreugde aan iets dat wat je bereikt, aan succes? Aan iets dat van buiten tot je komt? En zou je zonder dat in de put komen te zitten?

Waarin is dan wel onze grootste vreugde gelegen? En dan roept Franciscus een situatie op die we op geen enkele mogelijk manier ons zouden toewensen. Honger, kou, doorweekt van de regen en dan ook nog op een hondse manier worden afgeblaft door een portier die ons geen toegang verleent tot het klooster. En tenslotte ook nog – en dat is wellicht het ergste – in die stem van de portier de stem van God te horen? En dat is dan de hoogste vreugde?

Ieder die Franciscus zo’n inspirerende persoonlijkheid vindt, moet hierover nog maar eens nadenken. Hierin is hij alles behalve modern.

Hij leidt ons weg van de grootse prestaties en onze blijdschap daarover  naar iets anders. Hij leidt ons ook weg van het ideaal om te worden zoals je grote voorbeeld was. Want als je aan hem gelijk wordt dan nog ligt daarin niet de hoogste vreugde in het leven. Waarin dan wel? roept broeder Leo bijna wanhopig.

Hij komt met een antwoord dat als je het goed doordenkt je tegen de borst kan stuiten. Als jou onrecht wordt aangedaan, neem het dan zo alsof daarin God spreekt, zoals bij Job het geval was, alsof je op de proef wordt gesteld. En hoe moet je je dit dan voorstellen?

Wat zou je eerste reactie zijn als je zo’n bejegening ondergaat als die door de portier van het klooster? Kwaad worden of juist neerslachtig? Schelden en die portier eens goed laten weten hoe je over hem denkt, dat hij onmenselijk handelt en dat je nù binnen wilt worden gelaten? Maar wat je dan doet is meegaan in de beweging van de portier – als een actie die een reactie oproept. Deze sterkt de portier weer in zijn gelijk. Dat is een dagelijks fenomeen onder mensen. Een grote mond roept een grote mond op. Dan is het moeilijk om bij jezelf te blijven, in balans. Daarvan word je niet vrolijk. Dan verlies je de innerlijke vreugde.

Bedoelt Franciscus te zeggen dat hier de uitdaging ligt om wel bij je zelf te blijven? En om die andere mens die tegenover je staat met zijn onbegrip en harteloosheid, om deze mens als mens te blijven zien? Misschien als een mens met een klein hart, een gekwetst hart, maar wel als een mens dat ook een hart heeft? Is dat niet de uitdaging waarvoor je staat? En betekent dit ook niet, dat je jouw levensvreugde niet afhankelijk moet maken van zulk onbegrip?

Makkelijker gezegd dan gedaan. Ja, dat ben ik met u eens. Maar het is van zo groot belang dat de vreugde in ons hart niet afhankelijk is van succes en ook niet van krachtige tegenwind. Maar dat het gevoed wordt door een innerlijk vuur, een goddelijk vuur dat uitstijgt boven de toevallige successen en tegenslagen. Zou het daarom Franciscus gaan?

Ik zal een voorbeeld geven dat nu speelt. Ik neem aan dat weinigen van ons sympathie kunnen opbrengen voor de grimmige acties die bij inspraakbijeenkomsten in gemeentehuizen plaats vinden. Ik in ieder geval niet. Ik heb de neiging om daarover niet vrolijk te worden. Nu kan ik daar verontwaardigd over doen of zelfs meedoen met tegendemonstraties zoals in Duitsland. Of depressief reageren. Wat zal de toekomst brengen? Maar dan ben ik bezig de brand die ontstaat alleen maar te voeden. In de maatschappij of in mijzelf. Ik kan ook een poging doen om achter die roepende, scanderende mensen die mensen zelf te zien. Gekwetste mensen wellicht, roepend om gehoord te worden.

Ik word op de proef gesteld om me niet te laten meeslepen in de actie-reactie spiraal. Ik denk niet dat ik daartegen altijd bestand ben. Ik denk dat het eng is wat er gebeurt. Maar het is de enige manier om iets van de pijn die hier naar de oppervlakte komt te helen. Zoiets bedoelde Franciscus. Als je je vreugde afhankelijk maakt van succes dan houdt het geen stand wanneer dat succes wegvalt. De werkelijke kracht moet van dieper komen, of van hoger.

“Laat mij liefde brengen waar haat is
Vergeving waar schuld is”
staat er in zijn gebed.

Ja, en verder … vluchtelingen behoren toch hulp te krijgen?

Amen