‘Een opdracht’, eindejaar, 29 december 2019

 

Vierde Kerstdag
Jesaja 61: 10 en 11
Lucas 2: 25 – 35
Lied 530, Liedboek 2013

 

Gemeente

Afgelopen week stond in de krant dat coaches van een zekere bank het winkelende publiek wegwijs wilden maken bij het digitaal bankieren. Het woord coach zal wel wat opgerekt zijn. Voorlichter kun je deze mensen waarschijnlijk ook niet noemen. Ze zullen kort ingehuurde arbeidskrachten zijn, studenten, niet overvloedig betaald – maar dit is mijn perceptie. Met veel geduld – vooral degenen die met digitaal bankieren niets hebben – zullen zij uitleggen hoe je dit kunt doen en zo de mensen meenemen in de nieuwe betalingswijze, hen voorlichten.
Van zo’n bericht kun je heel wat vinden. De meeste mensen gaan wel mee met nieuwe ontwikkelingen. Wie erin opgroeit zal niet beter weten. Maar er zal altijd een groep blijven die niet mee wil of niet mee kan. Vallen zij op den duur buiten de boot? Zoals misschien ook wij buiten de boot kunnen vallen door ontwikkelingen die we nog niet kennen?

Nu begrijpt u wel dat ik het vanmorgen niet wil hebben over het betalingsverkeer, en ook niet over de zachte drang van banken om op een bepaalde manier onze betalingen te verrichten.
Eerder gaat me het erom wat kerstmis in dit licht betekent. Wat betekent het dat het licht in de duisternis is gekomen van onze wereld. Heeft het ook maar iets te doen met ontwikkelingen in deze wereld?
Wat bedoelen we eigenlijk met onze wereld? Want die wereld staat niet stil. Ze kent zo haar eigen dynamiek, eigen ontwikkelingen. En ons leven of we dit nu willen of niet raakt steeds meer geordend door allerlei regels die én niet direct uit onszelf voortkomen, én ook niet uit het kerstgebeuren. Ze komen voort uit technische ontwikkelingen en hebben met commercie te maken. Natuurlijk, indirect stammen ze van ons. Want die techniek die ontwikkelen we zelf. We, zeg ik, maar is dat zo? Toch niet van u en mij. Eigenlijk zijn wij eerder toeschouwer van heel die ontwikkeling. Deze komt over ons heen.
Allerlei vindingen, de opkomst van gas, elektra, wegenaanleg hebben het leven diepgaand beïnvloed. Deze nieuwe technieken dienen de samenleving en houden zo de samenleving in stand. Ze zijn nuttig. In ieder geval op korte termijn. Soms gaat het op langere termijn mis. De benzinemotor was een geweldige vinding, hij werd schoner en schoner, stiller en stiller, totdat … Kunststoffen ook, denk eens aan de nylonkousen. Totdat er nadelen worden ontdekt en de wal het schip keert. Dan probeert dat systeem de zaak te redden.
Je zou kunnen spreken van een culturele evolutie. Ook van een survival of the fittest. Welk systeem is het meest geschikt om nu de problemen van de samenleving aan te gaan?
En dan komt er iets nieuws op de markt. Daaruit ontstaat weer een geheel nieuwe infrastructuur dat de wereld overspoelt. Een G5-netwerk. Met nieuwe uitdagingen en gevaren? Zo gaat dat nu eenmaal. Je maakt het mee, je kijkt ernaar en plotseling blijken er coaches nodig te zijn om je verder te helpen. Onze wereld.
Het zijn ontwikkelingen waarvoor niemand verantwoordelijkheid draagt. Wij niet, maar regeringsleiders net zo goed niet. Ieder moet wel mee is de boodschap die ons wordt voorgehouden. Je kunt niet eens zeggen ingeprent. Want wie zou dat doen? Het heeft ook heel weinig zin om er iets tegen in te zeggen. Want wat zou je moeten zeggen? Doe mij 5G maar een andere keer? De boodschap luidt: zo gaat het en wij gaan mee. Het systeem past zich aan bij nieuwe omstandigheden en wij passen ons aan bij de nieuwe systemen.

Is dit nu de balans die we tegen het oudejaar moeten opmaken? Zo ging het en zo gaat het?

Ik heb aan al deze dingen moeten denken toen ik voor deze dienst de teksten en de liederen doornam. Want wat heeft dit te maken met de teksten van Jesaja? “Ik vind grote vreugde in de Eeuwige … Hij deed mij het kleed van de bevrijding aan, hulde mij in de mantel van de gerechtigheid.”. En er was ook nog een lied. Ik heb het uiteindelijk niet gekozen, maar het is wel in mijn hoofd is gebleven. Ik wijk daardoor een beetje van de bijbelteksten af. Het gaat om lied 530. Ik heb het laten vallen vanwege de melodie, maar ook door een paar woorden, twee eigenlijk maar. Verder vind ik het een mooi, een prachtig lied. Het zijn de woordjes verkoren – uitgekozen – en verkondiging waarover ik struikelde. ‘.. tot verkondiging verkoren’. Iets te literair. Laat ik dit nu zingen over verkondiging, de verkondiging? Zo’n door en door protestants woord? Wij zeggen toch liever overweging of overdenking? Maar als je dan ziet wat die verkondiging inhoudt dan is het prachtig.  Ik zal het lezen zonder dat ene zinnetje. Dan voegen we dat later wel weer in. Het gaat over de verkondiging van Jezus:

De Geest des Heren is op hem
die … ons aanspreekt zodat wij … horen
als hoorden wij Gods eigen stem.

Wat is het dat hij aan ons meldt?
De blijde boodschap voor de armen:
het overweldigend erbarmen
dat ons gebroken hart herstelt.

Dat de gevangenen bevrijdt
en ons verlost uit schande en schade
en meldt het jaar van Gods genade,
zijn recht en zijn barmhartigheid.

Wij danken God voor deze stem
die heeft geklonken in ons midden,
ons aangevuurd heeft bij het bidden
met uitzicht op Jeruzalem.

En nu mag je ook dat zinnetje er weer bijvoegen, ‘… hem die tot verkondiging verkoren’. Al deze woorden samen worden zijn verkondiginggenoemd. Dat is wat Jezus te melden had, waartoe hij was verkoren. Dan schaam ik me een beetje dat ik zo over woorden val. Het lied is zo persoonlijk en de woorden komen zo dichtbij. Zo ervaar ik het.
Maar het lied heeft me nog iets gedaan. Als dit de verkondiging is, dat wat Jezus heeft te melden. Is dit de boodschap dan voor onze wereld? Zo volstrekt anders dan de boodschap die onze dagelijkse werkelijkheid beheerst. We leven vijf dagen na kerst, na volle kerstnachtdiensten. Is dit nu een boodschap die aanslaat? Gezien de kerstnachtdiensten, ja. Maar als je dan weer het jaar ingaat? Toch weinig kans? Dan gaat het toch weer over het digitale bankieren?

Wat is er dan nodig om de zin, de betekenis en de relevantie van de woorden van dit lied over te brengen? Waarschijnlijk moet ik ook niet spreken in termen van een boodschap die zou moeten aanslaan. Dat is ook al een technische term. Een reclametekst slaat aan. Het is persoonlijker. De woorden raken je of ze raken je niet. Wat is er dan nodig dat ze je raken? Waarom raken ze sommigen wel en anderen niet?
Ik denk, dat het nodig is dat je de pijn voelt die onder die woorden schuilgaat. De pijn dat je in een wereld leeft waar armoede heerst, waar mensen met een gebroken hart rondlopen, waar overvolle gevangenissen zijn, een wereld waarin mensen leven die verkeren in schande en schade. Dat er zo verschrikkelijk veel mensen niet tot hun recht komen. Misschien gaat het bij die schande en schade erom dat we al deze zaken in onze wereld niet oplossen, niet kunnen oplossen. Dat er geen technische middelen zijn om het op te lossen. Dat er iets anders nodig is, iets dat in dit lied wordt verwoord. Daarin wordt troost geboden voor de pijn daarvoor. Wie die pijn niet voelt zal wellicht – ik probeer me heel voorzichtig uit te drukken – die zal wellicht de troost die dit lied biedt, niet horen. Wie de pijn niet bemerkt dat het streven naar oplossingen van de problemen waarvoor we staan, onze problemen niet werkelijk oplost, die zal dat lied, denk ik, niet kunnen waarderen.

De grote voordelen die heel de moderne ontwikkelingen ons brengt voor de voedselvoorziening, voor de bereikbaarheid van het werk, die hoef ik niet te noemen. Maar de vraag is, zijn die voordelen ook zegeningen? Als ik over de A2 langs Utrecht rij is het dan een zegen dat er zoveel rijen autostroken naast elkaar liggen? Voor de doorstroming van het verkeer is het nuttig. Een groot voordeel. Maar wat doet het met mensen? Wat doet het met ons om te moeten leven in zo’n technisch vormgegeven omgeving? Voel je je hier thuis? Of ontstaat er vervreemding? Wordt de mens afgesneden van de menselijke maat die een goed leven mogelijk maakt? Daarop gaat het lied in. Of beter, het kondigt de bevrijding uit zulke omstandigheden aan. Deze troost werd in de 19e eeuw de opium van het volk genoemd. Maar niet deze religieuze uitingen moeten gekritiseerd worden, maar de leefomstandigheden waarop zij een antwoord zijn. Niet de moeder die het kind troost, maar degene die het kind laat struikelen is de boosdoener.

Nu heb ik twee verschillende boodschappen tegenover elkaar gesteld. De boodschap: zo gaat het nu eenmaal, pas je aan. En de andere is de boodschap die een bevrijding aankondigt. Misschien moet ik ze niet zo tegenover elkaar plaatsen. Want kun je je wel onttrekken aan de beweging van de technische voortgang? In de Middeleeuwen konden de kloosters zich nog wel uit de wereld terugtrekken. Maar komen wij daarmee verder? Zouden we ons niet een andere opdracht moeten stellen?

Moet je niet de ziel terugbrengen in de zielloosheid van onze voortrazende wereld? Hoe doe je dat? Dit is natuurlijk niet een taak alleen voor het komende jaar. Het is een blijvende opdracht.

Die Simeon die Jezus in zijn armen nam, waarover we lazen in het Lucasevangelie, voorzag een tweedeling tussen mensen. Ze reageren zo heel anders op het optreden van Jezus. Zijn optreden leidt tot een val én een opstanding van velen. Misschien kun je het anders zeggen. Niet zozeer een tweedeling benadrukken. Niets is dringender dan een herbezinning op voortgaande stroom van de ontwikkelingen. Het betekent dat het hart en de ziel terug moeten in het centrum van ons handelen. Er zullen maar weinigen zijn die deze taak aanvatten. Maar zij kunnen wel anderen mee nemen. En zo gemeenschappen vormen. De opstanding gaat ieder aan, en de bevrijding.
Het is een wat merkwaardige preek vandaag, zo bij de wisseling van de jaren.

Ik wens ons allen een goed nieuwjaar toe.

Amen