Die moeilijke beloften

Jesaja 65: 17 – 18a, 25b
Psalm 33: 12 – 22
Hebreeën 11: 1 – 3, 13 – 16
Lucas 12: 31 – 37a

Gemeente,

Eigenlijk zou ik het vandaag over het wielrennen moeten hebben, hier door de straten van Alkmaar. Maar dat is toch een beetje te moeilijk voor mij. Daarom heb ik me maar gehouden aan het leesrooster voor vandaag.

De Bijbelgedeelten die vandaag op dit rooster staan bevatten een kernboodschap. Het gaat om de verwerking van het evangelie. Het schuurt met onze realiteit.
Uit deze stukken heb ik de psalm gekozen om langer bij stil te staan. Deze psalm staat eigenlijk een beetje terzijde. In de liturgie heeft ze de functie van antwoordpsalm. De andere tekstgedeelten spelen in de overdenking wel mee.

Er is het visioen van Jesaja van de schepping van een nieuwe hemel en nieuwe aarde. Een schepping waarin geen reden meer is voor angst voor andere wezens. De wolf en het schaap liggen samen. Je kunt ook zeggen de ene mens is voor de andere geen bedreiging meer. Dat is de nieuwe aarde. Maar naar dit visioen hebben we dit jaar al meer keren gekeken. Toch is het van belang. Door zo’n visioen worden we uit onze dagelijkse werkelijkheid gehaald. Dat kan een werkelijkheid van comfort zijn, het goede leven waarvan we genieten en genieten mogen; maar ook uit het leven van stress en ongemak dat we kennen, uit de onvolmaaktheden die ons bezig houden, die van onszelf en die van anderen. Het visioen biedt uitzicht op iets anders, iets dat niet werkelijk is. Onze realiteit is een andere. Het visioen is dan meer als een belofte waar we naartoe kunnen leven, dat ons uit de werkelijkheid trekt. Daarop gaat de Hebreeënbrief in. Geloof is als een zekerheid, een basis, van dingen die we niet waarnemen. Zelfs de vervulling ervan, de realisering, blijft in ons leven uit. Geloof overtuigt ons van de waarheid van dingen die we niet zien, maar waarop we hopen. Zulk geloof kun je waarnemen bij mensen die je hebt gekend, die eerder hebben geleefd. Als je je waardering voor hen zou willen uitspreken, waarop let je dan? Let je dan daarop waar ze in de fout zijn gegaan? Waar ze gestruikeld zijn? Of let je toch meer op hun doorzettingsvermogen, op hun hoop ondanks alles, op hun visie en geloof? Wat vinden we bewonderenswaardig aan anderen? Toch dat ze ondanks zichzelf uit de put geklommen zijn? Ook al zullen ze nooit het doel hebben bereikt waarop ze uit waren. Hun streven maakt hen bijzonder.
Soms noemen we dat bewonderenswaardig. Bewonderenswaardig omdat we er iets in zien van het wonder. Om niet bij de pakken neer te zitten, maar naar wegen zoeken om verder te komen. Om alert te blijven, om de lampen brandend te houden, zoals het stukje uit het Lucasevangelie zegt.

Al deze teksten brengen een grens ter sprake, de grens tussen het gewone, het dagelijkse, en het ongewone. Het ongewone waarvan we zo hopen dat het gewoon mag worden. Dat we in vrede zijn met elkaar. Maar het lijkt zo onrealistisch.
Dit wordt ook verwoord in de psalm die we gelezen hebben. Het accent ligt daarin op het ongewone. Wat gewoon is, wat onze realiteit is, zijn die koningen die genoemd worden. De mannen die erop uit om strijd te leveren, om te winnen door een machtig leger, die paarden inzetten voor de overwinning, die brute kracht gebruiken voor het eigen gewin. Dan wordt al heel snel in dit lied gezegd: daarmee redden zij het niet. Hun geweld biedt geen uitkomst. Hun paarden zijn van geen nut.
Maar is dat niet veel te snel gezegd? Want dit is toch onze dagelijkse realiteit? Als je wereld er een is van krijgsheer tegen krijgsheer dan verlies je toch de realiteit uit het oog door een beroep te doen op een God die redding zal geven? Wat als die koning met paarden en wagens het beleg om de stad slaat, dan kun je wel op God hopen, maar je mag hopen dat de muren sterk genoeg zijn, de voorraden voldoende en dan hoop je toch dat een bevriende koning met zijn leger zal optrekken om de vijandelijke te verjagen?
De beelden die hier in de psalm worden gebruikt zijn die van een ver verleden. Maar vandaag de dag gebeurt het nog steeds, weliswaar niet met koningen. Hoewel, kijk eens naar staten waar het centraal gezag is weggevallen. Waar krijgsheren tegen elkaar optrekken en de dienst uitmaken. De mensen in dat land zijn dan gevangen in een systeem van geweld en tegengeweld. Dat is hun realiteit. Die realiteit kun je dan toch niet zomaar negeren en wijzen op een goddelijk bescherming die je wel zal redden?
Het geldt net zo goed voor geordende samenlevingen. Je kunt toch niet zomaar uit de gewoonten van je samenleving stappen, uit het systeem ervan? Uit de economie? Je bezit verkopen en aalmoezen uitdelen, zoals Lucas zegt, en denken dat daarmee het probleem van de armoede in de wereld wordt opgelost? Dat is toch geweldig naïef? Als je iets hebt is dat toch net zo goed een bescherming zoals de muur die de stad beschermt?
Vaak zijn het ongemakkelijke teksten – zoals die van Lucas – die je voorhouden om het bezit aan de kant te doen, om al je vertrouwen op de Heer te stellen, om je wapens weg te doen, om je bezit te liquideren. Wat moet je met zulke woorden?

Het is heel moeilijk om uit het systeem te stappen waarin je leeft. Op het hoogtepunt van het kolonialisme waren er toch maar heel weinigen die dit systeem aan de kaak stelden. Multatuli. Maar in Nederland werd gezegd: ‘Indië verloren, al verloren’. En denk eens aan de weerstand tegen de opheffing van de slavernij. De angst voor de economische gevolgen ervan. Achteraf denk je, hoe bestaat het, dat dát gewoon was. En dat het in stand werd gehouden.
Misschien is het volgende wel de boodschap die in dit lied, in deze psalm verwoord wordt. Zulke systemen zullen je niet redden. Uiteindelijk biedt het systeem van brute machtsuitoefening geen uitkomst en zijn de paarden niet van nut voor de overwinning. En dat geldt net zo goed voor de systemen waarin wij leven. Als samenleving durven we ze niet los te laten omdat we bang zijn dat dan de boel in elkaar stort. Maar lateren zullen zich over ons verbazen. Hoe is het mogelijk, die onrechtvaardige verdeling van rijkdom; de barsheid tegenover vluchtelingen..

Wanneer je hierbij stil staat zou je een fout kunnen maken. De fout om een tegenstelling te creëren, de tegenstelling tussen al wat hier mis is op aarde en God. Dit gebeurt wanneer je zegt: niet de koningen, maar de Eeuwige brengt de overwinning. De Eeuwige tegenover de macht, de Eeuwige tegenover een denken dat de aarde uitbuit. Dan trek je als het ware de Eeuwige in dat systeem van macht en uitbuiting. Hij wordt partij. En wij staan natuurlijk aan zijn kant. Hij zou de oplossing zijn. Dat is in het verleden in hoge mate gebeurd. God staat aan onze zijde. Hij legitimeert onze gewelddadige strijd. Hij legitimeert de apartheid. Dan gaat hij deel uitmaken van het systeem waarin we leven.

Het leuke van de psalm is nu juist dat God niet neerdaalt uit de hoge, maar uit de hemel omlaag ziet en de sterveling gade slaat. Hij maakt geen deel uit van de systemen waarin wij gevangen zitten. Maar hij doorziet de daden van de mensen. Hij doorziet die systemen.
Dit is beeldtaal, natuurlijk. Zulke voorstellingen van een God in de hoge beschouwen wij in onze verlichte tijd als mythische beelden. Die hebben we afgeschaft. Daarin geloven we niet meer. Maar wat in zulke beelden wordt uitgedrukt is dat wij niet gevangen hoeven te zitten in de systemen die we hier op aarde bouwen. Dat er gezichtspunten zijn die ons daaruit wegtrekken. Dat van de Eeuwige bijvoorbeeld, een gezichtspunt dat niet samenvalt met de posities die wij innemen, de posities waardoor wij ons eigen gelijk trachten te  krijgen. Hij staat erbuiten staat, er boven. Schaffen we die beeldtaal af dan raken we nog meer opgesloten in onze regelingen.
Wanneer hij vanuit de hoge de daden doorziet van de mensen dan wordt in de psalm niet gezegd dat hij ze ethisch beoordeelt. Hij kijkt slechts. Met mededogen? En wanneer hij kijkt, ziet hij de koningen met hun machtsstreven, hun brute kracht. Dan wordt gezegd dat deze middelen geen uitkomst bieden.
Waarom niet? Omdat deze koningen zich dood vechten? Omdat de systemen de neiging hebben tot het uiterste te gaan, wachtend tot de kade het schip keert? Het bezit van wapens, de opeenhoping van kapitaal bij enkelen? De zogenaamde verdiensten van sommigen op grond van hun marktwaarde? De uitbuiting van de aarde? De systemen hebben de neiging door te hollen tot het echt niet meer kan.

Wat dan?
Nadat de Eeuwige een blik heeft geworpen op de mensen en hun daden, en nadat hij de koningen in het vizier heeft gehad, rust zijn oog op wie hem zijn toegedaan – die hem vrezen – en die hopen op zijn trouw. Die hopen dat hij hen wegtrekt uit het denken in termen van geweld, uit de termen van de alledaagse realiteit. Het zijn de mensen die beseffen dat er een ander vaderland is. Niet Nederland is hun identiteit. Hun identiteit ligt elders. Ze wonen hier.  Ze maken deel uit van deze samenleving met alle eigenschappen en gebreken van deze samenleving. Maar ze hebben besef van het andere. Ze vallen niet meer samen met de systemen van deze samenleving. En zo kunnen ze stapje voor stapje met tegenslagen en fouten het visioen binnenbrengen. Ze zijn als pelgrims, ook al zullen ze de verwerkelijking nooit meemaken. Maar ze leven uit die andere werkelijkheid. Die werkelijkheid die op hen gericht is. Waarvan het oog op hen rust, en omgekeerd hopen zij op de trouw ervan. En worden deze mensen daardoor gered van het doodsgevaar en de hongersnood? Nee. Ze zullen alle gevaren net als anderen meemaken. Maar er is misschien een gevaar waaraan ze wel ontkomen. Dat zij zich geheel identificeren met de brute systemen die werkzaam zijn: met het grote geld, met het eigen volk, met de grote media. Van dat gevaar – deze hongersnood – worden zij weggetrokken. Het geeft hun de moed om het andere te proberen. Zij zijn pelgrims.

Wíj zijn pelgrims die vol verwachting de Eeuwige verwachten.
Hij is onze hulp en ons schild.
Ja, om hem – die de harten van allen vormt – is ons hart verblijd.

‘Gelukkig het volk dat de Eeuwige als zijn God heeft.

Psalm 33: 12 – 22.

Amen

 

[Een ‘mooie’ illustratie bij deze overdenking is het laatste plaatje van de strip van Anton Dingeman op 17 augustus ’19 in het dagblad Trouw op pagina 2.
Maar dat mag ik hier op de website vast niet zomaar gebruiken.]