De schrik van de paasmorgen, Pasen 21 april 2019
Pasen van Jaap Zijlstra
Psalm 118: 22 – 24
Marcus 15: 40 – 41, 47; 16: 1 – 8
Gemeente,
Het verhaal van de lijdensgeschiedenis van de afgelopen week kent in het Marcusevangelie een bijzondere afsluiting. Het is alsof de camera die op deze geschiedenis gericht staat daarvan wegdraait. De focus wordt gericht op enkele getuigen ervan. Deze getuigen zijn op enige afstand aanwezig. Ja, nog even is daar het verhaal van de graflegging. Josef van Arimathea verzamelt al zijn moed om de landvoogd te vragen het lichaam van de gestorvene te mogen bijzetten in een rotsgraf. Maar dan verschuift het beeld definitief en de aandacht gaat alleen nog uit naar getuigen van deze geschiedenis. Een groepje vrouwen komt in beeld. Nu pas wordt verteld dat zij er zijn, dat zij met veel andere vrouwen zijn meegereisd van Galilea naar Jeruzalem. Daardoor valt er een ander licht op de tocht van Galilea naar Jeruzalem. Want hoe ging dat eigenlijk? Wie verzorgde die groep mensen? Hier wordt daarop een antwoord gegeven. De groep die naar Jeruzalem reisde was groter dan Jezus met zijn twaalf leerlingen. Er waren ook vrouwen die voor Jezus zorgden. Dit is het wel dat we te weten komen. En nog dat deze verzorging wordt voortgezet op de paasmorgen. Drie van hen worden genoemd: Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jacobus en Joses en Salome. Zij lijken bij de intocht in Jeruzalem, bij het arrest en de ondervraging geen rol te spelen. Ze blijken getuigen te zijn. Ze zien de kruisiging en zien de graflegging. En pas na de sabbath, op de paasmorgen, treden zij naar voren. Ze kopen olie en gaan naar het graf om het lichaam te balsemen. Het is een uiting van piëteit. Maar doe daarover niet gering. Samen met de graflegging van Josef van Arimathea is dit de eerste handeling waaruit gevoel en betrokkenheid spreekt na de bruutheid en het geweld van de afgelopen week. Ze drukken hun gevoelen uit in deze akten van nabijheid. En het opmerkelijke is dat de meest betrokkenen, de leerlingen, hier geen enkele rol spelen. Zij zijn elders, ook Petrus.
Zo draait de camera weg van het openbare, het luidruchtige, naar het intieme en het stille. Daardoor wordt ruimte gecreëerd voor een ander gevoelen. Het geeft ruimte voor Pasen en voor de paasboodschap. De tekening van de atmosfeer is een heel andere geworden. We zijn bij deze vrouwen en hun gevoelens en ook bij hun zorgen. Wie zal de steen van het graf wegrollen? We zijn weg van dat publieke gebeuren. Dit is denk ik de eerste omwenteling van Pasen. Pasen is een ‘feest’ van de binnenkamer, van het intieme bereik. Laten we het maar zo zeggen.
Dan bereiken deze drie het graf en ze zien dat de steen al van het graf weg is. Hun zorgen om er binnen te komen was onnodig. Ze gaan het graf binnen en zien daar de in het wit geklede jongeman zitten. En ze schrikken. Ze schrikken vreselijk.
De Deense taal kent ook het woordje schrik. Maar dit woord vertalen wij in het Nederlands met schreeuw. Ik weet niet of deze woordjes schrik en schreeuw etymologisch samenhangen. Het zou mooi zijn. Het schilderij ‘de Schreeuw’ van Edvard Munch is een uiting van diepe ontsteltenis, van een ongelooflijke schrik. Dit is het gevoelen van die vrouwen daar in het graf. Je kunt het je voorstellen. Wij zouden ook ontdaan zijn als we een grafplaats bezoeken en er zijn grafschenners aan het werk geweest. Het beneemt je de adem.
Het plan van de drie vrouwen wordt doorkruist. Wat ze wilden was één van de werken van barmhartigheid volbrengen. Dit wordt ze ontnomen. Barmhartigheid betrachten.
De in het wit geklede jongeman probeert hen gerust te stellen. ‘Wees niet bang’. Dit zijn de woorden die engelen spreken wanneer ze onverwachts verschijnen. Zoals de engelen bij de herders op het veld of bij de geboorteaankondiging aan Maria. Op zo’n moment is er een ontmoeting tussen de hemel en de aarde. Dat levert schrik op. Ja, dit is een verhaal van de binnenkamer. Niet van het publieke leven. Maar de geruststellende woorden van de jongeman helpen niet. Hij kan wel zijn boodschap brengen. ‘Je zoekt Jezus uit Nazareth, die gekruisigd is? Hij is niet hier.’
En opnieuw zwenkt de camera. Eerst van het publieke naar het intieme, dan registreert hij de overgang van zorg naar ontsteltenis bij de vrouwen en nu zoomt hij in op wat die jongeman te zeggen heeft. Jezus van Nazareth hoort hier niet, hij hoort niet in het dodenrijk. Hij is opgewekt – uit de dood.
Ja, nu zou het een hele exegese vergen wat dood betekent in de Bijbel. Dat moet ik maar niet doen. Laten we het maar heel kort zeggen: het gaat om de Godverlatenheid. Want dit was het geval tijdens het proces van Jezus in Jeruzalem, tot het moment dat hij uitroept: Mijn God, mijn God, waarom hebt ge mij verlaten? Zelfs met deze uitroep werd de spot gedreven. Dat is de dood. Van God verlaten zijn. En dat wordt hier teniet gedaan. De afwezigheid van God wordt doorkruist. Je mag ook zeggen de dood van God die we zo goed kennen in ons openbare leven wordt doorkruist.
De beide Maria’s en Salome wordt de plaats gewezen waar het lichaam van Jezus lag. Leeg.
Wij noemen deze verhalen die van het lege graf. Ze bewijzen niets. Ze doen je schrikken. Ze doen je opschrikken uit het leven van alle dag. Uit het brute leven waar het geweld heerst, maar ook uit het verzorgende leven. Want als het je zelfs niet meer vergund is om afscheid te nemen van de dode op de manier die jij gewend bent, wat blijft er dan nog over? Als je zelfs niet meer barmhartigheid kunt bewijzen?
Het inzoomen van de camera verwijst naar een antwoord. Ga terug, ga terug naar Galilea, waar hij te zien was, blijf niet hier in een graf, ga naar Galilea daar is hij te zien. Hij is weer thuis. Zo zegt de bijbelschrijver het natuurlijk niet. Blijf niet staan bij de ramp die je getroffen heeft. Ga terug naar de plaats waar hij levend was, waar hij levend is. Daar is de plaats om barmhartigheid te doen. Thuis.
Of dit de vrouwen overtuigt? Ogenschijnlijk niet. Ze vluchten weg van het graf en zijn door angst en schrik bevangen. Hoe lang zal het nog duren voor zij in dit gebeuren een lied zullen horen, zoals Jaap Zijlstra dicht? Een lied dat uit lijnwaad is opgestaan? Is het hier niet het houtwerk, het crucifix dat een eigen taal spreekt?
Zo eindigt het Marcusevangelie. Met de schrik van de vrouwen én met de mededeling dat zij er niemand iets van vertellen. Wonderlijk. Eindelijk zijn hier mensen die voor zich houden van wat er is gebeurd. Zo wordt door Jezus telkens gevraagd in het Marcusevangelie. Laat de Christus in stilte zijn werk doen. Het is het meest wonderlijke einde dat je je van een evangelie kunt voorstellen. De andere evangelisten doen het niet meer op deze manier. Dit past toch niet? En al heel vroeg in de kerkgeschiedenis zijn er mensen die kopieën van de Bijbelboeken maken er stukjes aan vast gaan schrijven om het verhaal mooi af te ronden. In onze nieuwe vertaling zie je zo’n stukje staan onder de drie sterretjes aan het eind van het evangelie. In de vorige Bijbelvertaling stond het tussen haakjes. Want deze stukjes komen niet voor in alle handschriften van het evangelie. Wat deze handschriften wel gemeen hebben zijn de woorden dat de vrouwen zo geschrokken zijn dat ze tegen niemand iets zeiden. De laatste woorden van het evangelie.
Zo kan het evangelie toch niet eindigen? Alleen maar een schreeuw van wanhoop op een brug in een roodgekleurd landschap? zoals de schilder de schreeuw schilderde.
Maar is het wel een schreeuw van wanhoop? Of is het de schrik omdat de hemel de aarde raakt? Het ingrijpen van God, dat volstrekt onmogelijke, schudt aan de fundamenten van ons leven. Het zet onze realiteit op zijn kop. Het moment dat hij zichtbaar wordt hier in het lege graf – door niet zichtbaar te zijn – is dat niet de oorzaak van de schrik? Het schudt ons denken dooreen.
Ze hebben hun les geleerd, deze vrouwen. Met vrees en beven. Hij hoort niet in het graf. De mens die zo leefde zoals Jezus deed wordt opgenomen in het hart van de vader, in de hemel. We spreken hier de taal van de binnenkamer. “De steen die de bouwmeesters afkeurden is een hoeksteen geworden. Dit is het werk van de Eeuwige.” We zijn dan ver weg van de luidruchtige, algemene, publieke taal. Maar dit is wel een taal die dat publieke leven wil omvormen. Omdat het eigenlijk dit publieke leven is dat ons schrik zou moeten aanjagen omdat het zo ver verwijderd is van het betrachten van barmhartigheid. Daarbij gaat het om het spijzigen van de hongerigen, het laven van de dorstigen, het kleden van de naakten, het herbergen van de vreemdelingen, het verzorgen van de zieken, het verlossen van de gevangenen, begraven van de doden, het behoeden van de aarde. Het gaat om deze taal. Daarop zoomt de camera in op deze stille paasmorgen.
Hij is waarlijk opgestaan.
Amen