‘De geest van de tijd’, 10 juni 2018

Psalm 103: 1 – 8
Markus 2: 13 – 22

 

 

Gemeente

Er zijn twee stukjes uit het Markusevangelie gelezen. Daarin wordt een contrast geschilderd tussen plichtsbetrachting en een open houding daartoe. Dit onderscheid vind je ook in de verhalen rondom deze twee stukjes. Dit is wat Marcus opvalt aan de boodschap van Jezus van Nazareth. Dit wil hij doorgeven. Jezus trekt rond in Galilea. En hij stoort zich niet aan bestaande gebruiken. Hij overschrijdt grenzen. Met sommige mensen zou je geen contact mogen onderhouden. Daarin gaat hij niet mee. Ook niet met regels over religieuze gebruiken. Zijn optreden wordt door vrijheid gekenmerkt. Dan komt als vanzelf de vraag op, wat is de intentie van deze vrijheid om af te wijken van bestaande patronen?

In de twee stukjes wordt een kort verhaal verteld. Beide verhalen worden afgesloten met een paar spreuken. Eén ervan is in onze taal spreekwoordelijk geworden. ‘Doe geen nieuwe wijn in oude zakken.’ Maar als je deze spreuk legt naast het voorafgaande verhaaltje over het vasten dan is de bedeling nog niet zo duidelijk. Is de spreuk wel verhelderend voor de vraag waarom Jezus’ leerlingen niet vasten, terwijl die van Johannes de Doper zich wel aan de regels houden?

Geen jonge wijn doen in oude leren zakken. Betekent dit dat je geen veranderingen moet doorvoeren als de omstandigheden dit niet toelaten? Want daar kunnen die oude leren zakken niet tegen. Een mooie wijsheid. Geen veranderingen introduceren als het niet kan. Maar Jezus verandert nu juist wel. Die jonge wijn zal toch wel op zijn optreden slaan? Betekent het dan dat het verspilde moeite is om een nieuwe geest te brengen in vastgeroeste patronen? Het is iets waar elke kerk last van heeft. Hoe voer je veranderingen door, zonder het essentiële los te laten? Dat is nog niet zo eenvoudig. Maar wat is het essentiële dan? Want daarvoor staat toch die nieuwe wijn toch ook?

Of betekent het juist dat een nieuwe inhoud ook een nieuwe bedding nodig heeft? Dat een nieuwe inhoud nieuwe gewoonten met zich meebrengt. Of misschien beter nog, dat het oude gewoonten doorbreekt?

Waarom gaat het?

Het gaat om een bevrijding, zoveel is wel duidelijk. Een bevrijding van oude patronen. Maar hoe en wat dan?

Lees je het Marcusevangelie van het begin tot het eind dan is dit boekje nog niet zo eenvoudig. Vooral in het eerste deel van het evangelie staan veel verhalen over geestuitdrijvingen. Het tweede deel van het evangelie is het lijdensverhaal. Maar aanvankelijk steeds die geestuitdrijvingen. Wat hebben wij daaraan? Dat is toch niet onze levenssituatie?

Nou allereerst kun je ervan leren dat mensen van vroeger anders waren dan de mensen van vandaag. We zeggen wel zo vaak dat er niets verandert in de wereld, maar is dat ook zo? De psyche van mensen verandert, hun innerlijke leefwereld en hun blik op de wereld. Wij kunnen heel bezorgd over onze wereld zijn. Maar de angsten waarmee Middeleeuwers leefden, die kennen we in die heftige mate niet meer. Het Marcusevangelie laat zien dat het heel gewoon was dat mensen door kwade geesten werden bezield en ook dat daaraan iets te doen was. Door ze uit te drijven. Dat was de wereld waarin hij leefde. En Jezus, over wie hij wilde vertellen, trad tegen die boze geesten op. Daartoe verzamelde hij mensen om zich heen. Hij riep ze. Zoals Levi van wie we gelezen hebben. En dan stuurt hij deze mensen op pad om op hun beurt demonen uit te drijven. Het evangelie is het uitdrijven van demonen. Soms nog best moeilijk voor de leerlingen, dan komen ze weer terug bij de meester. Dan moet hij het maar doen.

En als de mensheid en het christendom zich nu niet verder hadden ontwikkeld dan deden we hier nog precies zo. Dan zou het hier heel anders toegaan. Ds Korbee zou een geestenuitdrijver zijn. Ik zie het me niet doen. En u waarschijnlijk ook niet. Er is iets veranderd.

En toch bidden we iedere zondag: Verlos ons van het kwaad, van het boze. Die bede komt uit deze wereld vandaan. En we vinden daaraan niets geks. Want we hebben nog steeds besef van het boze en van het kwaad. Het ziet er alleen anders uit. Dan blijkt bij alle veranderingen die mensen doormaken, waardoor ze tot andere mensen geworden zijn, dat er ook iets is dat hetzelfde gebleven is. We worden nog steeds met kwaad geconfronteerd en ook met de verleiding om met dat kwaad mee te gaan. Daarom de bede om ervan verlost te worden.

Wat het kwaad is, heeft verandering ondergaan. Het is dikwijls niet meer zo aanwijsbaar als die boze geesten die met een machtig gebaar uitgedreven werden. Maar het gaat nog steeds om een geest die mensen in de greep kan houden. Het is veel moeilijker geworden om die geestesgesteldheid te herkennen en om haar eruit te gooien. Ik zal straks wel een enkel voorbeeld noemen.

Wat nu mooi is bij Markus, is dat hij hierop al inspeelt. Ondanks de grote nadruk op die boze geesten geeft hij ook andere voorbeelden. Deze zijn ons meer vertrouwd. Zij zijn ook makkelijker te begrijpen. Moet je bestaande gewoonten maar blijven volgen omdat de samenleving meent dat daarvoor goede gronden zijn? Daarbij gaat het ook om een geest, de geest van een tijd of van een religie. Of alleen maar de geest waarin je bent opgegroeid. In de verhaaltjes die nu zijn gelezen zegt die geest: hou je aan de overgeleverde vastenregels en mijd contact met mensen die werken voor een systeem dat niet deugt.

Iemand die tot zo’n systeem behoorde was Levi. Hij inde belastingen voor een overheid die niet uit het volk zelf voortkwam. Dit is nog tot daaraan toe. Maar zulke beambten als hij stonden dicht bij de geldstromen van hun tijd, zij konden er voor zorgen dat ze daarvan een graantje konden meepikken. Zo gaat het dan. En waarschijnlijk wel meer dan een graantje. Johannes de Doper, die alleen van sprinkhanen en wilde honing leefde, wist met zulke mensen wel raad. ‘Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.’ (Lc 3: 12). Gelukkig, dit probleem is bij onze belastingdienst wel opgelost. Er wordt aangevoeld dat zulk gedrag niet in orde is. Maar is het ook elders in onze samenleving opgelost?

Jezus echter mijdt het contact met zulke personen niet. Integendeel, juist met hen legt hij contact. Uit deze groepen worden zelfs mensen gevraagd om zich bij hem aan te sluiten, zoals Levi. En het is duidelijk. Hier wordt maar van één mens verteld. Niet alle belastinginners scharen zich achter Jezus. Maar hij mijdt het contact niet, hij gaat met hen aan tafel tot ergernis van de rechtschapenen die de regels volgen. En dan volgt die spreuk: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, zieke mensen, zij wel.’

Hier wordt teruggegrepen op het project van het uitdrijven van demonen; dat komt in een breder kader te staan. Niet alleen die mensen die door kwade geesten worden beheerst hebben een geneesheer nodig. Maar ook de mensen die door de geest van het systeem of de geest van de tijd teveel geld naar zich toe halen, deze tollenaars. Maar zij worden niet buitengesloten. Tot deze mensen wendt hij zich. Je kunt geen beroep op mensen doen als je ze niet als mens aanvaardt. De bezetenen worden aanvaard en ook die tollenaars. Terwijl er toch sprake is van een geest die niet deugt.

Zo kom je dan toch tot onze eigen tijd. Bij die demonen is het wel duidelijk dat zij een kwade geest vertolken die in mensen woont. Maar zij staan model voor veel subtieler vormen van kwade geesten, zoals die van de tollenaars. En ook daar is de geneesheer van node. Voor mensen die de weg kwijt zijn. Laten we maar zo dat woordje zondaars vertalen. Wie te veel naar zich toehaalt is de weg kwijt. Dat is wat er ook aan de hand is in onze tijd. Zo kun je dat stapje maken van al die verhalen over demonen naar de geest van onze eigen tijd. Dat is de geest van de marktwerking die de beloning voor het werk van mensen bepaalt. Daarmee is iets merkwaardigs aan de hand. Want die marktwerking zorgt ervoor dat wie dicht bij de geldstroom vertoeft een heel andere bejegening ervaart dan wie daarover geen macht over heeft. Sommigen worden in beloning omhoog gejaagd, en anderen hebben het nakijken. Hun werk wordt telkens, want zo werkt het systeem, een klein beetje efficiënter gemaakt. Dan blijkt dat er iets mis is met dat systeem. Daar is een kwade geest werkzaam en dat zet kwaad bloed. Het zet mensen opzij.

Misschien moet ik een ander voorbeeld geven. Deze week in de krant. Grote bedrijven, en het gaat natuurlijk om hele grote, zoeken de oceanen af naar leven dat nog niet ontdekt en beschreven is, primitief leven. En zodra zij het genenstelsel daarvan beschreven hebben vragen zij daarop patent aan. Let wel het gaat niet om een uitvinding, maar om het beschrijven van dat leven. En dat patent wordt hen verleend. Is dat geen diefstal? Ja, dat is diefstal, het is je toe-eigenen van wat niet van jou is. Alleen het was nog van niemand. Zo zijn ook de indianen van hun land beroofd. Want dat land was immers nog van niemand. En wat van niemand is dat mag je in bezit nemen. Dan blijkt het heel moeilijk te zijn om je aan de geest van zo’n zienswijze te ontworstelen. Vaak zie je dit helemaal niet.

Deze man uit Nazareth heeft deze geesten uitgedaagd. Hij gaat op de mensen af die door zulke geesten worden beheerst, en hij gaat naast ze zitten en eet met ze. Hij ziet dat ze een ziekte onder de leden hebben. Hij stoot ze niet af. Maar hij daagt ze uit om de weg terug te vinden. Hij roept ze. Volg mij. Laat alles los. Je kunt niet twee heren dienen.

Dat is jonge wijn. Dat is een explosieve boodschap. Die kun je niet in oude leren zakken bewaren. Maar die wijn moet wel bewaard worden, opdat hij gedronken kan worden om feest te vieren. Er wordt geen revolutie gepreekt. Er wordt wel een poging gedaan om je te bevrijden. Te bevrijden van de geest je zoveel mogelijk toe te eigenen. Eigenlijk is de gedachte, er is genoeg voor iedereen als het niet wordt toegeëigend.

Het is het feest van het koninkrijk waarop hier wordt gedoeld. Het is een koninkrijk waarin niet het grote geld telt, maar de nabijheid van iemand die naast je komt zitten, van vreugde. Het Gods rijk.

Amen