‘De geest’, 9 december 2018, adventsmaaltijd

Psalm 126
Lucas 3: 1 – 6, 7 – 15

Gemeente,

We vieren vandaag de tweede advent, de voorbereiding van het kerstfeest, van de komst van het licht. We leven in verwachting.De liturgische kleur – gesteld dat we deze kleuren gebruikten, zou voor het antependium en voor de stola over de liturgische kleed van de voorganger  – paars zijn. Het is de kleur van de boetedoening. Dat lijkt iets anders te betekenen dan verwachting.We zien als het ware twee verschillende plaatjes. Ze worden verwoord in de twee Bijbellezingen die we gehoord hebben, de psalm en het stukje over de profeet Johannes. Twee geheel eigen thema’s zou je zeggen.

Boetedoening. Nu niet direct een onderwerp waarin remonstranten uitblinken. Niet dat er in het leven, in het persoonlijke leven niets zou zijn om over te praten, iets waarvan we werkelijk spijt zouden hebben. Maar om dit zo nadrukkelijk uit te werken in boete en daarop het accent te leggen is weer een heel andere zaak. Wellicht had ik een ander woord kunnen kiezen, ‘inkeer’ bijvoorbeeld. Maar door het woordje ‘boete’ te gebruiken wordt op zijn minst de aandacht geprikkeld. Tenminste dat hoop ik. Dat wij niet dol zijn op dit woord wil ook iets zeggen van de spiritualiteit van de remonstranten. Wellicht mag ik dit veel breder trekken: van de spiritualiteit van brede groepen in het Westerse Christendom. Laten we zien of we daarover iets kunnen zeggen.

Liturgische kleuren gebruiken wij niet, tenminste nog niet, maar we volgen soms wel het leesrooster van de kerken. Daarin komt de aansluiting bij de kerkelijke traditie weer terug.  In dit geval in de lezing van het stukje over Johannes de Doper, de boeteprediker.

Johannes, zoals hij hier in het evangelie van Lucas getekend wordt, doet voorbereidend werk. In meerdere opzichten. Hij roept de mensen op tot inkeer. Hij wijst ze op hun daden uit het verleden. Wanneer ze ooit voor de rechter zullen verschijnen die hun leven beoordeelt, zullen ze niet ver komen. Ze zullen hun lot om verantwoording af te leggen ook niet ontlopen. Ze hoeven niet te denken dat ze wel tot een veilige groep behoren. Tot de goede kerk of tot het goede volk. Zoiets helpt je niet. Ieder wordt persoonlijk geoordeeld. Johannes werkt in op het schuldgevoel dat mensen altijd wel min of meer hebben. Daar pakt hij ze aan. Grote woorden mijdt hij niet. Scheldwoorden evenmin. Hij is ook wel een enigszins excentrieke persoonlijkheid. Hij loopt in een mantel van kameelhaar met een lerenriem en eet sprinkhanen en wilde honing. (Matt. 3: 4).

Het wonderlijke is eigenlijk dat er naar hem wordt geluisterd. Vandaag de dag zul je nog zelden geestelijke leiders op deze manier horen. In ieder geval niet in onze directe omgeving. Ik moet eerder denken aan autoritaire werkgevers die hun personeel onder druk zetten. Als de doelen niet worden gehaald vlieg je eruit. Zo werkt Johannes. Druk op de ketel. Er moet wat gebeuren. Zo zijn er meer profeten geweest. Soms hadden die profeten het gevoel dat ze tegen wil en dank moesten optreden, zoals Jona. Dat maakt ze dan toch weer wat menselijker dan die autoritaire baas. Maar mis te verstaan waren ze niet. ‘De bijl ligt al aan de wortel van de boom.’ Ik doe daar een beetje afstandelijk over. Hoe zit dat bij u?

Maar toch zijn er ook in ons leven, persoonlijk en maatschappelijk, zaken waarvan je beseft dat het vijf voor twaalf is. Dit is onze uitdrukking voor die bijl. Dan beseffen we dat verandering hoog nodig is. Eigenlijk is het treurig dat de grens van de afgrond eerst in zicht moet komen voordat onze houding verandert. Want zo vallen er ook mensen over de rand.
Zo vreemd is Johannes nu weer niet.

Maar wanneer mensen hem concreet vragen, wat moeten we doen? Dan klinkt zijn stem menselijker. Het komt er op neer dat hij ze voorhoudt om samen te delen wat ze hebben. Om wie-niet-heeft dat te gunnen wat hij nodig heeft. En als je een verantwoordelijke positie bekleed waarin je mensen zou kunnen afpersen, in de financiële sector of in de militaire omgeving, dan wordt je dat verboden. Ja, inhaligheid en het gebruik van geweld zijn zaken van alle tijden. En eerlijk gezegd verbaast het me ook dat in een tijd waarin zulke praktijken van afpersing aan de orde van de dag waren deze tegengeluiden van profeten konden klinken. Kennelijk is ook dit protest een zaak van alle tijden. Waardoor wordt zulk protest gevoed?

Johannes doet zijn oproep door zelf ook te dreigen. Nu niet met het zwaard, maar met de rechter die ooit eens zal verschijnen. Als je daarvoor gevoelig bent kan het wel effect sorteren. Maar de vraag is, kun je het goede bewerken door dreiging met het kwaad? Kun je de wereld, een land, een onderneming, een gezin, of zo maar het gedrag van iemand onder dreiging beïnvloeden? Een heleboel mensen zullen eieren voor hun geld kiezen. Maar gebeurt het con amore, van binnen uit? Kun je goed doen als je daartoe wordt verplicht? En komt de weerzin tegen praktijken van boetedoening niet hier vandaan? Boete moeten doen.

Kun je goed doen onder dreiging? Eigenlijk niet. Hoogstens kun je zeggen dat mensen zich daardoor mogelijk aan de regels gaan houden.

Als je nu bij de twee voorbeelden van Johannes blijft dan zie je dat hij het misbruik en de uitwassen van regelgeving en instituties wil aanpakken. Hij doet geen oproep om deze instituties, de belastingdienst, de politie of het leger, af te schaffen – dat kan heel aantrekkelijk lijken of heel aantrekkelijk worden gemaakt. Hij aanvaardt kennelijk die instituties. Hij roept op daarin geen missstappen te begaan; en hij roept degenen op die ze bedrijven hun gedrag te veranderen. Maar zou je daarvoor de dreiging met het hemelse gerecht nodig hebben?

Johannes doet dus eigenlijk twee dingen. Hij stelt grenzen, ethische grenzen aan de macht van mensen die werken in de instituties die ons leven mogelijk maken. Maar wanneer deze mensen de grenzen overschrijden om eigen doelstellingen na te streven en daardoor anderen schade te doen, is daar het moment om op te treden. Dit wordt voor hen het moment van de boetedoening. Het begint met het erkennen dat je op een verkeerd spoor zit. En het goede is, dat er gelegenheid is om daarop terug te komen. Door de doop in de rivier met het water wast Johannes die overtredingen weg. Mensen mogen opnieuw beginnen.En gereinigd vragen deze mensen zich af: is dit nu de Messias? De Christus?

Wat Johannes niet doet is zelf al deze grenzen in acht nemen. Misschien ziet hij het over het hoofd. Dan gaat het om de dreiging met het oordeel van God. Want ook daarin kun je over de schreef gaan. Ziet hij het niet? Of toch wel?
Johannes zal de gedachte dat hij de Christus zou zijn snel afwijzen. En hij zegt precies waarom. Hij doopt met water. Hij maakt schoon. Hij reinigt. Degene die na hem komt doopt met een nieuwe geest, de heilige geest. Diegene geeft een nieuwe inhoud.
Geen kwaad doen is maar een eerste stap. Er is meer nodig dan reiniging.

Want het is de vraag, wat gebeurt er na die reiniging? Wat komt ervoor in de plaats? Dat je je voortaan keurig houdt aan de regels? Dat je een nette burger wordt? Aangepast en wel? Dat heeft iets vreemds. Zou door de oproep van deze excentrieke persoonlijk­heid mensen een keurig leven gaan leiden? Zouden de leerlingen van die langharige man met geitenwollen sokken keurig kantoorpersoneel worden? Hier wringt iets.

Er is iets anders aan de hand. Dat heeft te maken met de verwachting. Johannes treedt op tegen misbruik. Maar dat wil niet zeggen dat regels rigide, zonder aanzien des persoons, gevolgd moeten worden. Dit kun je met één woord uit het evangelie toelichten. ‘De mensenzoon is heer over de sabbat.’ Het is de mens waarom het bij de instituties gaat. Dit is niet meer een ethische regel. Het is het doorbreken van de regels. Het is een invoelen waarom het in die regels te doen is. Het is aanvoelen wat iemand nodig heeft. Dat is de messiaanse kracht. Daarin schuilt de Christus. Gaan staan in de vrijheid, zoals de apostel Paulus zegt. Het wil niet zeggen dat de regels over boord gaan. Maar de regels zijn er niet omwille van zichzelf. Ze dienen een doel. Het leven mogelijk te maken. Ze zijn ook niet star en hard. Ze bezitten een hart.

Boetedoening is te veel gericht op de regels die overtreden worden. Dat veroorzaakt schuld en schuldgevoel. Het gaat echter niet om de schuld die mensen zichzelf aanrekenen. Bij inkeer, laten we nu maar dit woord gebruiken, kijk je naar iets anders, iets wat eigenlijk nooit in vervulling gaat of toch weer wel. Het gaat erom de mens te zien, de aarde te zien in groei en bloei. Het leven te zien. Dit kent geen einde. Het is iets dat je verwacht en waarnaar je verlangen uitgaat. Het is een verlangen dat ontdaan is van moeten en stress, het is het verlangen naar de kerstboodschap. Je weet nog niet goed hoe het wordt. Het is de groei van het leven dat maar doorgaat. Het is een kind dat geboren wordt. Maar daartoe is een andere houding vereist dan die van de boetedoening. Een andere houding dan jezelf te beladen met het neerdrukkende gevoel van schuld: door mijn schuld, door mijn schuld. Het is jezelf daarvan leeg maken en je open te stellen voor de geest. Het is de geest die het leven levend maakt.

Het is niet leven met het beeld van de dreigende rechter. Het is leven met het komende rijk van God. Al die spanning mag worden weggenomen. Dan kan het Godsrijk zichtbaar worden. Daaruit mag je leven. De maaltijd is daarvan het beeld.

‘Toen de Eeuwige het lot van Sion keerde, was het of wij droomden,
een lach vulde onze mond , onze tong brak uit in gejuich. …
Wie in tranen op weg gaat… zal thuiskomen met gejuich’

In die verwachting te leven, daaruit te leven.

Amen