‘De akker ligt er stil bij’, korte overweging bij de oogstdienst, 13 oktober 2019

Marcus 4: 26 – 29

Gemeente,

De akker ligt er stil bij. Het land is klaar gemaakt, stenen, oude wortelresten zijn opgeruimd. De aarde is opgeruld, luchtig gemaakt en het zaad is erin uitgestrooid, het zaad is gezaaid. Er is weinig nog te doen. Nu treedt de rust in, het wachten. De akker heeft de eigenaardige geur van de aarde, vooral in de ochtend wanneer de dauw er nog op ligt en de akker nog donker kleurt, soms bijna zwart, of afhankelijk van de landstreek rood, soms grijs, kleiachtig. Maar steeds is er de rust. En dan na enige tijd nemen we de blik van de boer waar, de boer die kijkt of het jonge groen al opschiet.
Hij, deze mens, wordt als beeld genomen van het koninkrijk van God. De mens die zijn werk heeft gedaan, die het zaait heeft gezaaid en nu niet anders kan doen dan geduld oefenen. Maar hij heeft er vertrouwen in, want ieder jaar herhaalt het proces weer. Hij zal ook wel spanning kennen. De omstandigheden moeten goed blijven, hevige regenval of langdurige droogte zouden hem parten kunnen spelen. Maar dat wordt hier niet verteld. Het vertrouwen staat voorop.
Zo, als deze mens, is het koninkrijk van God. Dat heeft vertrouwen in de aarde die het werk doet, het heeft vertrouwen in het zaad dat is uitgestrooid, dat het zal ontkiemen en opschieten. Dat de aarde uit zichzelf vrucht voortbrengt.

Het aardige van deze gelijkenis is, dat het perspectief zo anders is dan we vaak denken. Op het koninkrijk wordt niet gewacht. Het koninkrijk is niet als het zaad dat uiteindelijk vrucht voortbrengt. Het is niet als de actie en het voorbereidende, harde werk van de boer voordat de akker gereed is. Het is niet de vrucht van het werk, niet een geweldige toekomst die in het verschiet ligt. – Niemand legt u overigens een strobreed in de weg om het koninkrijk op die manier te nemen. – Maar hier gaat het om de rust en het oefenen van geduld. Dat is de houding van het koninkrijk. Het gaat er in deze korte gelijkenis niet om dat wij geduld moeten oefenen omdat het koninkrijk er nog steeds niet zou zijn, omdat we er nog steeds niets van zien in onze wereld. Het gaat erom dat het koninkrijk er zelf vertrouwen in heeft dat het graan zal opschieten. Dat de aarde goede aarde zal zijn. Het koninkrijk is als het geloof dat in ons leeft, het vertrouwen.
Dit gaat in tegen het cynisme, tegen het ongeloof, tegen het gevoel dat het wel niks zal worden. We denken altijd maar dat het koninkrijk nog niet aanwezig is. Maar het is wel aanwezig. Want het wacht zelf op de opkomst van de oogst. Het is aanwezig in het vertrouwen dat de aarde vrucht zal voortbrengen. Zo is het koninkrijk aanwezig. Dat is het leuke van deze gelijkenis. Het is als de mens die zijn werk gedaan heeft en die wacht.

Maar als het koninkrijk precies zoals deze mens is, dan volgt er nog wel een opdracht. De opdracht, dat zodra de oogst daar is, er gewerkt gaat worden. Want de boer laat de oogst niet verpieteren.
En gaat de vergelijking met de boer ook dan op, met de hardwerkende boer?
Ik zou zeggen, laat de vergelijking ook hier maar gelden. Het koninkrijk is als de boer die wanneer de oogst daar is aan het werk slaat. Het koninkrijk slaat dan aan het werk. Het binnenhalen van de oogst is het koninkrijk. Maar haal het wel binnen, en geniet ervan.

Wat van deze korte gelijkenis uitgaat is dit: er is geen vertwijfeld wachten, er is vertrouwen, geloof, dat onze aarde, goede aarde zal zijn, dat het graan zal ontkiemen, dat er oogst zal zijn. En dat de oogst binnen gehaald zal worden. Aan de aarde en aan het graan zal het niet liggen. Zij leveren de oogst in geuren en kleuren.

Amen