22 oktober 2016

Joan Helen Zéguers

Geschreven door Pieter Korbee

joan-helen-zeguers

Op 6 april 1968 kocht ik mijn eerste dichtbundel. Ik had wel eerder een bundel gekocht, maar dan ging het om een verzameling of een heruitgave van een oudere bundel. Dit was echt. Een originele uitgave. Ik herinner me: in Leiden. Maar dat kan niet. Het moet Utrecht zijn geweest. Ik woonde april ’68 nog niet in de stad. Toch zie ik mij zitten door de knieën gezakt links achter in boekhandel Kooyker aan de Nieuwe Rijn. Ik werd getroffen door de weemoedige toon die uit de gedichten sprak. Een dichter die ik nog niet kende. In de bundel wordt van verlies verteld en van de verwerking ervan. Het wordt niet duidelijk of een geliefde aan de dood is verloren of dat een relatie ten einde is gekomen. Er spreekt veel liefde uit de verzen. Toch de dood?

Tot een aantal jaar geleden heb ik niet geweten wie de dichter van deze verzen was, Joan Helen Zéguers. Ik stelde me haar voor als een docente op een middelbare school, leeftijd ergens in de veertig, vijftig. Voor mij een oudere dame. Daardoor en omdat ik nooit meer iets over haar vernam, een dichteres van één bundel, maar vooral omdat ik reserves begon te koesteren tegen de melancholie die me zo had aangesproken, nam ik er afstand van.

En toch, mijn nieuwsgierigheid bleef. Ook de zinnen van het eerste vers bleven mij bij. Had ik werkelijk afscheid genomen?

 

VRIENDINNEN                                 voor Mea                               

Stil liepen wij vanavond naast elkander voort,
diep in gedachten en wij beiden zwegen.
Wij hadden al zoveel gepraat en ik geloof,
dat ik het meeste vroeg, het meeste heb gekregen.

En ik was dankbaar dat je niet tegen mij sprak
en mij maar stil met mijn gedachten liet.
Ik weet, ik had iets moeten zeggen, maar
er was geen moed in mij, spreken kon ik niet.

Lang liepen wij vanavond naast elkander voort.
De straat was nat en geen kwamen wij tegen.
Wij gingen ieder langs een eigen pad,
op ons gezicht, zacht troostend, de druppels van de regen.

augustus 1961

 

Ik had eenvoudig naar de uitgeverij in Rotterdam kunnen schrijven, Ad. Donker. Ik kwam er niet toe. In de beginjaren van het internet leverde een zoekactie niets op. Ik vond alleen verwijzingen naar de bundel. Die bundel bestond dus echt. Nog weer later gebruikte ik haar naam op de website van de Remonstranten in Alkmaar. De vermelding kwam hoog in de top tien te staan van Google-hits. Zo weinig wordt zij geciteerd. Eindelijk, nog weer later vond ik een in memoriam na de dood van Margriet Zéguers-van Schaïk. Een aanwijzing. Margriet overleed in 2002. In de jaren ’60 dreef zij in Maastricht een boekhandel aan het Vrijthof: ‘La joie des livres’, de enige liberale boekhandel die de stad toen rijk was. Zij was de moeder van de dichteres. Aan Joan haar dochter wordt in het in memoriam een enkel zinnetje gewijd. Zij overleed in 1968. Weer later las ik dat de overlijdensdatum 5 april 1968 was. Ze was 23 jaar oud.

Waarom ontroerde mij dit bericht zo? Dat ik eindelijk wist wat er speelde? In plaats van een oudere dame had ik van doen met een jong meisje, heel veel jonger dan ik nu ben. Ze was 16 toen ze het gedicht hierboven schreef. Maar ook zag ik, dat ik de bundel kocht één dag na haar overlijden.joan-helen-zeguers

Op 10 april 1968 schreef Anton Koolhaas voor haar een in memoriam. Hij was leraar op de filmacademie in Amsterdam. Zij was toehoorder, een felle persoonlijkheid, maar met een ernstige hartafwijking. Dat wist ze. Daaraan is ze overleden. Nu denk ik de weemoed te begrijpen. Ze leefde met de dood in het lijf. Ze heeft nog meegedaan aan een dichtersfestival in Maastricht. Grote namen traden op. Ze hekelde er de dichters.
Het bidprentje dat haar ouders na haar overlijden hebben laten drukken is nu eveneens op het internet te vinden, met een foto. Een heel jonge vrouw met grote ogen in een eenvoudige trui.
Ik zal op 20 november bij de herdenking van de overledenen dit jaar weer een gedicht van haar gebruiken. Laat ik hier nog één gedichtje van haar citeren, een prachtig vers:

FLUMEN

In mij stroomt een rivier,
en met langzaam, vertellend water
kust zij haar boorden, en later
stroomt zij uit in de zee.
In mij stroomt een rivier,
en het leven stroomt met haar mee.
Slechts boorden ben ik, en water.
Slechts woorden ben ik, en zee.

voor Oom Jan Rauh        7-10-1962

Gerelateerd