Afstand doen van uiterlijke zekerheden

Deuteronomium 5: 6 – 9a
Lucas 4: 1 – 13
Filippenzen 2: 1 – 5, 12 – 13

Gemeente,

Dat de remonstranten hun 400-jarig bestaan gedenken kan u niet ontgaan zijn. De brochure  ‘Get-out’ stoort zich niet aan ja-nee en nee-nee stikkers op de brievenbus. Het ligt op de deurmat. Gedenken. Dit woord gebruik ik omdat de twee andere woorden die mij voor de geest komen mij minder geschikt voorkomen. Herdenken zou je kunnen zeggen. Maar meestal herdenk je iets dat geweest is en voorbij. Iets dat het waard is om bij stil te blijven staan. Maar de remonstranten zijn nog niet voorbij. En het woordje vieren is ook niet echt geschikt. Want je kunt toch moeilijk vieren dat de toegang tot de kerk je wordt ontzegd? Omdat je er bent uitgegooid. Dan maar gedenken. Maar je kunt weer wel vieren dat het uiteengevallen en verjaagde groepje ooit een nieuw begin vormde. Vorige week zondag was er daarom een ‘dankdienst’ in Rotterdam. Daar werden enkele passages uit de Bijbel gebruikt die voor remonstranten een bijzondere betekenis hebben gekregen. De eerste daarvan is wel een woord van de apostel Paulus; ‘Sta in de vrijheid’. Sta in de vrijheid die Christus je geschonken heeft. Dat is de vrijheid van de geest, waarmee je regels die beklemmen achterwege laat. Het is een houding die Jezus van Nazareth heeft voorgeleefd. Misschien kun je nog beter zeggen dat je tegenover zulke regels in vrijheid, onafhankelijk, op kunt opstellen.

Deze tekst heb ik dit keer maar niet gelezen. Want het zou al de vijfde keer zijn dat ik de tekst gebruikte. Dat merkt u misschien niet zo. Maar ondertussen. En eigenlijk gebruik ik hem nu toch.

Voor remonstranten betekende, betekent dit woord dat zij zich niet hoeven te binden aan een geloofsbelijdenis die moest worden ondertekend om je rechtgelovigheid te aan te tonen. Je hoeft elkaar niet te bewijzen dat je goed in de leer bent. Dat is een kwestie tussen jou en God, tussen jou en de stem die in jou kan klinken. Er is een intieme relatie tussen de mens en zijn God.

Dit is één van die teksten die zijn gelezen. Een andere is een moeilijke passage uit de Filippenzenbrief. Die heb ik wel gelezen. Het is een tekst waarop Arminius – de voorman van de latere remonstranten – zich beriep toen hij zich moest verweren tegen zijn opponenten. Zij stelden de heiligheid, de betrouwbaarheid, de onveranderlijkheid, heel in het kort: de soevereiniteit van God in hun geloof en denken voorop. Het doen en laten van mensen heeft daarop geen invloed. Daaruit werden extreme conclusies getrokken. Zeg maar dat het denken op hol sloeg. Het handelen van een mens is niet van invloed op zijn behoud. Arminius wijst dan op Paulus die zegt dat je je best moet blijven doen voor je zelfbehoud. Blijf je inspannen. Doe dat ziende op God. Want hij geeft richting aan je handelen, hij geeft je inspiratie, kracht. Dan zal het goed gaan met je. Dus het is niet zo dat het louter uit de mens komt. Er is weer die innerlijke samenspraak tussen jou en je innerlijk, tussen jou en God. Zo kun jij je best doen. Op deze woorden van Paulus deed Arminius een beroep. En hoe ingewikkeld misschien ook deze tekst is, het gaat hier om de heel eigen, persoonlijke, band van mij en de Eeuwige. Een band waar eigenlijk niemand tussen kan komen.

Goed, deze teksten werden vorige week gelezen. En in een onbewaakt ogenblik zei ik toen. Nou, deze teksten kan ik volgende week hier in de dienst van vandaag gebruiken.
Ik had er geen rekening mee gehouden dat na het carnaval van vorige week de veertigdagentijd zou beginnen. Daarbij horen heel andere teksten, over het vasten, die van de verzoeking in de woestijn, letterlijk een veertigdagen tijd. Dat is andere stuf. Maar is dat ook zo?
Langzaam werd me helder dat die twee thema’s, van die intieme band met God en van het vasten, heel goed samen gaan. In beide doe je afstand van uiterlijke zekerheden.

Laten we maar even naar die verzoekingen in de woestijn kijken. Want dit verhaal wordt gelezen bij de veertigdagentijd. Jezus gaat de woestenij in, veertig dagen lang, gedreven door de Geest. Hij doet afstand van het dagelijkse leven. En na veertig dagen, moe en uitgehongerd, komt daar de grote verleider langs. Hij heeft drie opties in de aanbieding. De eerste ervan sluit aan bij die situatie, waarin Jezus verkeert: de verleiding om zomaar brood te maken. Om één klap je van je honger af zijn. ‘Als jij zo veel in je mars hebt als van jou wordt gezegd, verander dan deze stenen in brood!’ Jezus weerstaat de verleiding. Dan volgt de verleiding van de macht. Je wilt toch zo graag dat koninkrijk bereiken? Als je je nu voor mij buigt, voor de verleider en voor de verleiding, dan ligt de hele wereld voor je open, alle koninkrijken van de aarde.’ Waarom het hier gaat is om in één keer het koninkrijk van God te laten aanbreken. De utopie, hier en nu. Dat kun je toch als je de zoon van God bent, niet waar? En de derde, en die vind ik wel verrassend, is de verleiding van de onkwetsbaarheid. Dat is de verleiding om het mensenlot te ontlopen, de moeite en het lijden in het bestaan, om geen mens te zijn met al je beperkingen. En het antwoord van Jezus? Stel de Eeuwige, uw God niet op de proef. Zo ongeveer wordt het gezegd in de eerste woorden van de joodse wet.

Als je nu moet samenvatten waarover de verleidingen gaan dan gaat het om de verleiding van de overmoed en de verleiding van het ongeduld. De menselijke maat wordt in al deze verleidingen overschreden, zo zou een humanist zeggen. Een gelovige: in al deze verleidingen dreigt een mens het contact met zijn innerlijke grond te verliezen door jezelf te overschreeuwen, door te reiken naar manipulatie van de voedingsstoffen, de beheersing van de grondstoffen; het reiken naar macht en je het harnas aan te trekken van de zogenaamde onkwetsbaarheid. De verleidingen zijn zo herkenbaar.

Wat heeft een mens dan te doen? Wat moet de tegenreactie zijn? Dat is de vraag die ons gesteld wordt.

Het antwoord dat Jezus geeft ligt in lijn met die passage in de Filippenzenbrief: het ontzag voor God, zostraks zei ik: ziende op God. Laat dat in u werken. Het behoedt je voor de overmoed van grootse denkbeelden. Je kunt ook zeggen: het laat je een stap terug doen. Je laat je niet in met het overdreven uitreiken naar machtsverwerving en onkwetsbaarheid. Dit terugtreden is een vorm van vasten. Afstand doen van de verleidelijke gedachte dat er gemakkelijke, snelle oplossingen te vinden zijn. Maar blijf je dan niet achter met lege handen?

Heb je niet een hele grote tegenkracht nodig omdat die krachten in de wereld zo groot zijn. Een grote innerlijke standvastigheid, je kunt ook zeggen het is de bemoediging van Christus, de verbondenheid met de Geest, een innerlijke kracht die boven jezelf uitstijgt. Ja, maar hoe vat je die op?  En dan zijn er een paar  gevaren die dreigen. De eerste is dat je die tegenkracht bij wie je je hulp zoekt zelf ook gaat voorstellen als net zo’n kracht als die van de verleider. In één klap wordt je van al je problemen ontdaan. Mijn vader is de sterkste. Mijn God… Een vaste burcht is onze God. Maar is dat niet net zo’n verleiding? Je God voorstellen als iemand die in één klap een einde kan maken aan alle ellende in de wereld. En als hij dat niet doet? Nou ja, dan is hij geen God, of dan bestaat hij toch niet? Stel je dan eigenlijk God niet voor als de verleider? Dus dat zal wel niet de bedoeling zijn.

Er is nog zo’n verleiding. Deze kun je bij de apostel Paulus op zijn minder heilige momenten vinden. Dat is wanneer hij boos wordt en dan gaat hij dreigen. Die passages sla ik dan maar liever over.  Maar je vindt het ook elders in de bijbel. Als je niet… dan… Daarom heb ik vandaag ook niet verder gelezen in het boek Deuteronomium. Want in het vervolg wordt ook gedreigd met bestraffing tot in het derde en vierde geslacht. Er is ook iets voor te zeggen. Want als mensen de fout ingaan kunnen de trauma’s generaties lang doorwerken. Maar gaat dat van God uit? Of is dit werk van mensen die zich zo krachtig mogelijk opstellen? In het gevecht tegen de verleidingen en daardoor zich laten meeslepen door de tegenstander. Het is ook zo herkenbaar vandaag de dag. Zou je niet veel meer een stap terug moeten doen?  Je terugtrekken uit de taal van de macht? Dat is ook een vorm van vasten. Niet meedoen met de grote woorden.

Nog even terug naar het begin. De strijd waarin de remonstranten zijn ontstaan werd het ontzag voor God uitgelegd als de soevereiniteit van God. Beide partijen aanvaardden dit begrip. De tegenstanders van de remonstranten doordachten het tot het eind. De remonstranten gingen deze redeneringen te ver. Maar ook zij hielden vast aan deze soevereiniteit.
Moet je juist niet van zulke sterke beelden van God afstand nemen. Juist uit ontzag voor God? En wat is dan dat ontzag?

Vandaag wordt de klimaatmars gelopen. Voordat de doeleinden van de initiatiefnemers en de demonstranten bereikt zal worden zal het nog wel een hele tippel worden. Een weg in de tijd, terwijl er eigenlijk geen tijd meer is. En wat is de motivering? Dat is het ontzag voor de aarde, voor het leven, voor het mensenleven. En daarachter schuilt het ontzag voor het geheim van de schepping van dat leven, waarvan we niets begrijpen. Maar waarvan we de schoonheid en de goedheid ons op het spoor naar dat geheim kunnen zetten. Om dat ontzag gaat het.

Amen