‘Moed’, 11 september 2016

 

 

Baruch 4: 5, 21, 27, 30
Marcus 10: 46 – 52

Liedboek p.1448

 God, geef me
kalmte om te aanvaarden
wat ik niet kan veranderen;
moed om te veranderen
wat ik kan veranderen;
wijsheid om tussen deze twee
onderscheid te maken.

 

Goedemorgen gemeente,

Startzondag, start van een nieuw seizoen, nieuwe thema’s, andere verwachtingen.

‘Vrijheid’ is het thema dat de Remonstranten landelijk op de agenda hebben gezet. Daarmee zij in op 500 jaar reformatie, 1517 – 2017. Luther schreef ooit eens een boekje ‘over de vrijheid van een christenmens’. De vrijheid heeft ook te maken met het ontstaan van de Remonstranten, nu bijna 400 jaar geleden, 1619. Want de verworven vrijheid van de reformatie is niet vanzelfsprekend. Ze dreigt telkens weer verloren te gaan. Zo is het Remonstranten vergaan. Daardoor komen we hier bijeen in een schuilkerk. Om hier woorden te vinden om het woord van God te uiten, eigen woorden.  Dit aan te durven. Dit is het thema van de vrijheid.

Voor de voorjaarsserie 2017 hebben we in Alkmaar gekozen voor het thema ‘moed’. Daarmee willen we aansluiten bij de actualiteit. Het gaat om de moed om in te gaan tegen de gemakkelijke opinies, tegen het voorop stellen van het gemakkelijke eigenbelang.

Deze twee thema’s hangen samen. Waar onvrijheid heerst, van welke aard ook, daar is moed nodig om voor vrijheid op te komen. Want je gaat altijd in tegen gevestigde krachten. Daarvan gaat onvrijheid uit. Wat zich vestigt, breed maakt, ingraaft, zelfs wanneer het de naam van de vrijheid draagt, duwt altijd iets anders weg. Dan ontstaat de eerste onvrijheid. En omgekeerd: daar waar de moed weg valt, daar krijgt de aanpassing volop haar kansen. De onvrijheid slaat toe. Als je de moed verliest, verlies je je vrijheid.

We hebben het verhaal van Bartimeüs gelezen. Dat is een verhaal van een mens die zich bij uitstek niet wilde aanpassen en die zijn moed toonde.

Moed is het thema van vandaag.

‘Goede moed’, zo wensen welwillende Fransen je toe als je een trektocht maakt door hun land. Meestal hoor je ‘Bonjour’.  Maar soms staan ze even bij je stil, vragen of je misschien naar Santiago gaat, op een Jacobsweg. Je weet dan dat zij waarschijnlijk deze tocht, of een stuk ervan, niet zelf hebben gemaakt. Want zulke mensen zeggen meestal ‘Buen camino’, goede weg, of goede tocht. Zulke mensen behoren tot de inner circle. Met deze groet herkennen zij elkaar. En toch hou ik van de eerste wens, ‘Bon courage’. Het is maar een accentverschil. In deze wens wordt het innerlijk gesterkt: goede moed. En dat is belangrijk. Want de weg die je gaat is niet altijd goed of gemakkelijk. We wensen elkaar dit wel toe. Net als bij het nieuwe jaar. Veel heil en zegen. We kennen dat wel. Maar er is niet altijd heil en zegen. En daar moet je maar tegen kunnen. En dan is het goed om elkaar goede moed toe te wensen. Want ook die moed is niet altijd goed, die kan je in de schoenen zakken. Je kunt de moed verliezen. En toch, bij het uitspreken van de wens begint de werking ervan al. Goede moed om de uitdagingen van het leven aan te gaan. Om de weg die voor je ligt aan te durven.

Ja, en als zoiets tegen je gezegd wordt dan voel je je wat lichter worden; het is gek, maar het helpt.  Zo raar is het met ons innerlijk gesteld. Het laat zich beïnvloeden. Ten goede en ten kwade. Andere mensen hebben invloed op je. Daarom zijn we hier ook bij elkaar. Om elkaar elke zondag weer goede moed toe te wensen. Om daarvoor te bidden. Het is eigenlijk iets heel gewoons en iets heel vanzelfsprekends.

We vieren hier de eredienst. We zoeken daarin het contact met wat ons overstijgt. Met de hemel, met God. Ik zeg graag de hemel. Dan spreek je niet zo nadrukkelijk. Net zoals dit overigens in het Nieuwe Testament zo vaak gebeurt. Daarin wordt het woordje God vaak vermeden. Denk maar aan het verhaal over het verloren schaap. Als dat gevonden wordt heerst daarover vreugde in de hemel. Dan opent zich een wereld die niet tastbaar, niet van de harde feiten is, maar waarvan de kracht zo belangrijk is. Een kracht waaruit we leven. Daarmee zoeken we hier contact. Met iets wat ons overstijgt.

En wat biedt dit dan? Zo’n vraag kun je eigenlijk niet stellen, want het gaat er niet om wat je krijgt of waarvoor het goed is. Maar we verplaatsen ons dan even buiten onszelf, zoeken naar licht, het volle licht. Daardoor worden we ook toegesproken. Heb goede moed.

Ik heb een paar van die zinnetjes uit het boek Baruch – deze naam betekent de gezegende, Benedictus – gelezen. Al het andere heb ik weggelaten. Daardoor wordt de boodschap heel geconcentreerd en daardoor heel krachtig. Daaruit spreekt troost. Om in het leven te kunnen staan, om de weg die je gaat tot een goede weg te maken. Dat krijg je mee als je dit contact zoekt met wat groter is dan jezelf.

Moed. Als je de Bijbel doorbladert en naar dit woord zoekt dan ontdek je dat het in de verhalen van de Hebreeuwse Bijbel heel vaak gaat om strijd, gewelddadige strijd. Strijd waarin je de moed niet moet verliezen. Dan wordt je de moed toegesproken. Vervolgens zie je het beeld verschuiven. Dan gaat het niet meer om het gewelddadige gevecht, maar om de volharding. Hou nog even vol. Hier bij Baruch en in het Nieuwe Testament. Dan gaat het om de moed om bij vervolging en tegenslag vol te houden. Dan wordt het een ander soort strijd. Om innerlijk een houding te ontwikkelen waarin je de tegenslag aan kunt. Het is de moed om vol te houden tegen de verdrukking in. Soms wordt je nog wel een beloning of een bevrijding in het vooruitzicht gesteld, zoals bij de blinde man: nog even volhouden. Want dan… is er de bevrijding.

En dan verschuift het beeld weer verder. Naar onze tijd. Wij kennen – op de militairen na die worden uitgezonden – geen gewelddadige strijd waarin tot moed wordt opgeroepen, geen zware verdrukking waarin om de moed gevraagd wordt om het te doorstaan. Het is allemaal veel subtieler geworden. Er is moed voor nodig om in het leven van alledag te staan. Eigenlijk is de blinde man uit het verhaal daarvan ook al een voorbeeld. Daar speelt geen vervolging. Daar speelt alleen een levensbeperking, nogal een fundamentele. Hij kan niet zien, en dat in die cultuur. En gewoonlijk wordt deze beperking ook niet opgeheven. Hier wel. Daarom is het misschien wel een verkeerd voorbeeld. Moed houden betekent hier alleen maar: nog even volhouden. Maar hoeveel situaties zijn er niet dat het er niet om gaat nog even vol te houden, maar om het uithouden, dag in dag uit, om te dragen wat het leven je te dragen geeft, te zeggen: oké, dit is mijn leven. Hiermee heb ik het te doen. Ook daarvoor is moed nodig. En dan bedoel ik vooral goede moed.

En is dit nu alleen berusting? Nee. Het is iets heel actiefs.

Er is dat kleine gebed dat staat in het nieuwe Liedboek. Het wordt gebruikt bij zelfhulpgroepen in de verslavingszorg. Volgens het nieuwe liedboek zou het afkomstig zijn van de Duitse theoloog Reinhold Niebuhr. Geef mij de kalme, stille moed – de sereniteit – om te aanvaarden wat ik niet veranderen kan; geef mij de moed om in te grijpen wat ik wel veranderen kan; en geef me de wijsheid om tussen deze twee te kunnen onderscheiden. In dit gebed zie je dat stilte, moed en wijsheid veel met elkaar te maken hebben. Ik wil aanvaarden wat ik niet veranderen kan. Dit is dikwijls een van de meest moeilijke opdrachten die je te vervullen hebt, omdat je eigenlijk anders wil. Dit vereist ook moed. Daaruit kan een grote opstandigheid voortkomen. Boosheid. En je kunt er de goede moed door verliezen. Niet omdat hij wegzakt, maar omdat je anders wilt. Wat nou, goede moed als je op straat wordt gezet? Als je verschrikkelijk onrechtvaardig bent behandeld? Wat nou? Als je als volk verdreven wordt van huis en haard.

Onder die boosheid leeft dikwijls het verdriet om het verlies van levensmogelijkheden. Dat verdriet wil ook geuit worden en getroost. Dan komt er toch een moment, misschien pas na een hele tijd, dat er, zoals Baruch doet, je moed toegesproken kan worden. Die krijg je vaak van je medemens. De moed om weer te gaan leven.

Die moed heeft heel veel te maken met vertrouwen, met een diep vertrouwen, met geloof.  Die moed is als een nieuwe geest die binnen stroomt. En die je kan vervullen.

Maar dat is de ene kant van de medaille. Er is een andere kant. En eigenlijk wilde ik het vooral daarover hebben. Hier, aan het begin van het nieuwe seizoen. Bij de start.

Dit is de moed om niet te berusten als je iets kunt veranderen. Het kan zelfs de moed zijn om tegen beter weten in toch op te staan.

Want ik heb dat gebedje wel gelezen. Maar daarmee is niet alles gezegd. Eigenlijk is het te mooi. Want boosheid kan ook een energie op leveren waardoor je opkomt voor wat onrechtvaardig is, om je met moed te vervullen.

Dat leert dit verhaal van Bartimeüs. Die omstanders die hem eerst wegdrukten, zeggen pas in tweede instantie tegen hem: houd moed. Maar dat hoefden ze helemaal niet te zeggen. Want hij toonde al in al zijn onredelijkheid en geschreeuw, grote moed. Hij ging tegen alles in wat oorbaar en keurig was. En Jezus zag dat. En hij zag het geloof daarin. En die houding, dit vertrouwen heeft de man gered. Had hij niet geschreeuwd, er was niets gebeurd.

Onder de moed, onder de goede moed gaat een groot vertrouwen schuil, een geloof. Zonder dat kan de moed je zomaar weer ontnomen worden. Het berust op een innerlijke keuze. Deze moed heeft onze maatschappij nodig, waarin we enkel maar gevaren zien en dat vooral bij de ander. Waarin we ons niet meer het goede voor ogen houden, maar alleen maar bang zijn dat alles wat we hebben ons ontnomen wordt; waarin niet meer naar oplossingen wordt gestreefd, maar waarin de schuldvraag voorop wordt gesteld. Jij hebt het gedaan. Jij hebt schuld. Zo’n maatschappij richt zichzelf ten gronde. Tegen die mentaliteit optreden. Dat vergt moed en ook wijsheid, kalmte en stilte.

Alleen zo komt de vrijheid in zicht.

Heb goede moed.

Amen